y i 6 S a m e n t e e l i g b K r ü i d e i t .
IV. v Het Kruid geeft uit zynen Wortel lang ge-
xx^* $ ee!4f Hartvormige Bladen, waar tusfchen een
Hoofd- Steng opfchiet van een of twee Voeten hoog.
• t u k . te , die op ’t end één groote geele Straalbloem
heeft. Met veele Kelkfchubben is dezelve be*
kleed , die fpits en byna zo lang als de Tong.
blommetjes zyn , welke aan ’t end drie Tandjes
hebben , zynde het Zaad Eyrond en zon'
der, dat der middel - Blommetjes met Zaadpluis.
w (2) Wolverley met Eyronde, fpitfe, eeniger•
Fiantagi- maate getande Bladen en overhoekfe Takken.
neum.
Smalbla* Grootelyks komen de Bladen van deeze kleinere
Soort met die der Smalbladige Weegbree
overeen. Zy zyn zeer glad zegt G o u a n , die
deeze Soort, in Languedok, by de andere vondt
groeijen. Zy valt ook in Portugal en Spanje. De
Steng is Takkig , zo wel als die van ’t voorgaande
en ook meest eenbloemig.
m. (3) Wolverley met een naakte, geheel enkel-
p™m.dia' de, eenbloemige Steng.
Madelie- By
tig.
f i ) Doronicum Fol. ovatls acutis fubdentatis, Ramis alter-
liis. H Cliff. R. Lugdb. 160. GOUAN Mcmp. 445. Doroni-
cum Plantaginis folio, C. B. Pin. 184. Dor. minus Offici-
naium. Dalech Lob. U. «48. Dor, Plantaginis folio Luli-
tanicum. Tournf. in ft. 488.
(3) Doronicum Scaipo nudo fimplicisfimo 8tc, H. Clift. 500.
R. Lugdb. I60, Gouan Monsp, 447. jACt^. Vind. 28s. Bel-
lldiaftrum Aipinum &c, Mich. Gen. 31, T. 29. Bellis fylrr.
media Caule carens. C. B. Pin, }«i. Bellis media. Cam.
ppit.
S Y N G E N E s 1 A. 7 17
By verfcheide Autheuren, zo oud ais nieuw, IV.
vindt men de Afbeelding van dit Kruidje, on-
der den naam van middelflag of groote Made-Hoofim
lieven. Want naar de gewoone VeldbloemenSTüK*
van dien aart gelykt het zeer, hebbende flegts
grooter Bladen en Stengetjes of Bloemfteeltjes.
De Zaaden der Tongblommetjes van den omtrek
zyn hier zo wel met Pluis voorzien, als
die der Trechterblommetjes (* ) , welke het
midden beflaan. Het komt met roode en witte
Bloemen voor, en is zeer gemeen op de Alpen
van Switzerland , zelfs in de Valei jen, ja valt
ook in Italië en Tirol op belommerde plaatfen.
P e r d i c i u m . Patryskruid.
De zonderlinge figuur der Blommetjes, welke
Epit. 654. CLUS. Par.n. 609. Bellis major fylveftris. Lob.
Ie. 476, B, Bellis Caule Pedali £1 bipedalinudo &cc. Mentz.
Pag. T. 8.
(*) Semina Radii in hac etiatn pappofa funt, zegt LïN-
uaus. lJc geloof dat de Heer Halles dat woord etiam ,
't welk dus te vetftaan is , verkeerd begreepen heeft, (als
of het op de andere Soorten zag,) wanneet hy den Ridder
in deezen van zulk eene verwarring befchuldigt, dat die de
Planten , welke naarzyn eigen bepaaling Arnica waren, Dar o-
nic* genoemd , en ééne Soott, zynde, wegens de naakte
Zaaden, een echt Doronicum, tot een Species van de A mica
gemaakt had. De eerde Soort van Doronicum, by Lm-
Hffius en dus ook alhier, heeft de rand- Zaaden ongepluisd;
de tweede kon naauwlyks daar van afgezonderd worden ,
en de derde, fchoon de Heer ]Acq>uiN die zeer vcrfchülendt,
oordeelt, kwam ten opsigt van 4e Kelkblaadjes OWieCBt
TL DM*., X. STBE»