IV; De meefte hier voor befchreevene Soorten van
dit Geflagt Jaarlykfe Planten zynde, verfchilt
H oofd- deeze in ’t byzonder daar van , doordien zy
s tu k . overbly'ft. Het is een Kruidje dat in Duitfch-
land , Switzerland en Vrankryk, wild groeit,
zynde wegens *t Gewas Chondrilla getyteldby
de Ouden.
Het heeft , volgens H a l l e r , de Steng
drie Voeten hoog , in wyde hoeken gearmd»
van boven, daar zy bloeit, naakt. De Bladen
zyn blaauwgroen, glad , met een gebladerde
Rib en menigvuldige Vinswyze infnydingen ,
van verfchillende grootte, wederzyds, doch
meest naar boven , getand. Daar komt eene
Verfcheidenheid voor , die de Bladen breeder,
maar ten halve gevind , o f ook geheel Lancetvormig
heeft. Het draagt fchoone blaauwe ,
fomtyds ook witte o f roode Bloemen > op
Steeltjes van een Duim. Het Zaadkuifje heeft
een zeer lang Stammetje.
vu (7 ) Salade met Lancetswys’ Degenvormige 9
Latiuc* de Steng omvattende, getande ongedoornds
Cnnailer.ru, ■ .
Kanada* maden,
lelie.
■ In Kanada groeit, volgens K a l m , deeze
Soort van Salade , die naar de gewoone Tamme
veel gelykt, doch de Steng hooger, de
Bla-
■ (7) Laïïuca Fol. Lanceolato - Enfiformibus &c. La&.
Canad. altisfima anguftifolia. T o urne. In ft, 474.. Sonchus
fylveftris Fol. lacinlato glauco , Coltl non Spinofa. RAJ.
S'u p p l. 137.
B laden veel langer en fmaller, de Bloemen niet IV.
aan een Tuil , maar getrost heeft. De Bloe-
men zyn bleek geel. Het Pluis der Zaaden is Hoofb-
ongeftamd gelyk in de Ganzen-Diftel. s t u k ,
Salade met Lancetswys’ Degenvormige, vrrr.
ongepelde, mgelyk getande Bladen, hdkaï*
Javaan-*
Op Java is , door den Heer O s b e c k , fche*
deeze waargenomen, die naar de Kanadafche
veel gelykt, het Zaadkuifje ook zeer kort ge-
ftamd hebbende \ maar de Bladen zyn meer getand
en geenszins omvattende , dat een wee-
zentlyk verfchil uitmaakt.
In Arabic wordt, volgens F g r s k ao hl ,
dat zonderling is, de Tuin - Salade op de Bergen
gekweekt Voorts vondthy aldaar een Soort
die hy Geele noemt, hebbende de Wortelbla-
den Lierachtig uitgehoekt, aan den rand met
kleine Doorntjes bezet; de Stengbladen omvattende,
en een andere, door hem genaamd Qn-
gedoornde, met witachtig blaauwe Bloemen en
fmal Lancetvormige Bladen , welke raauw gegeten
werdt.
C h o n d r i l l a . Condrille.
Dit Geflagt verfchilt van ’t voorgaande , doordien
het een gekelkten Kelk heeft. Voorts heeft
het ook den Stoel naakt en de Zaadkuifjes enkeld
(8) Latïuca Fol. Lanceolato - Enfiformibus fesfifibu, inx«
gualiter dentatis. Mant. 278,
Aa 4
IJ. DssjuX. Smc,