6p8 S a M e S t ë e l i g E K r ü iü e n .
Deeae beiden gelyken veel naar malkander,
doch de eerfte , die den bynaam Britannien
voert, is veel zeldzaamer. Men vindtze, vol*
gens den Ridder, in de Lausnits, in Beijeren
en in Schoonen , éen Provimie van ’t Sweed-
fche Ryk. *t Is een Plant, naar de Conyza ge-
lykende, met Goudgeele Bloemen. Aan de Ves-
ten der Stad Lyons in Vrankryk groeit zy ,
volgens L o b e l , menigvuldig. De Bladenzyn,
in zyne Afbeelding, als ook in die van de Hi-
ftorie der Planten van Lyons, zo H a l l e r te
regt aanmerkt, niet omvattende in dat Kruid,
'j i welk naar de .Water-Patich gelykt en gehouden
lV.
'Afdeel.
X£.
HÓÓFD'
STUK*
OvtrttlUgt
yeelvijven'•
wordt voor de echte Britannien der Ouden,
een Kruid dat door de Friezen, daar het Leger
der Romeinen gelegerd was, aan dezelven ge*
wéezen werdt, als dienftig, om de Tanden,
die door *t Scheurbuik los in de Mond geworden
waren , weder vast te zetten. Die hoedanigheid,
nu,heeft veel meer plaats in de Groo-
te Water-Patich of Paardik, welke,zo Mok*
t In C heeft aangetoond * de waare Britannica
der Ouden zal zyn (*>
De laatfte, die den bynaam van Rooloops heeft,
is in Europa Y als ook in onze Nederlanden,
op vogtige plaat.fen gemeen. Men vindtze aan
de Wegen , langs de Slooten, in Overysfek,
Vriesaöö.
Gmel. Sib. It. p. ito . After Prat. Aummnaüs Conyzas
folio. TOURNï. faß- 4*3. Ccmyza média Sec. C. B. Pin, z&J,
I.OB. Ie. 34J. Conyza prima. Tab. Hiß. 1143.
(*) z ie myn II. Deels, VIII. Stu k , biadz. 395.
Vriesland , ’t Sticht eh eldets. De Steng is |V*
Wol l i g, hard en Takkig j van een Elle o f ^ ^ 1**
daaromtrent, met zeer zagte Bladen, die Tong- hoófd-
achtig zyn, boven donkergroen. De Bloemen ,8T° k*
die geel zyn, groeijen byna Kroontjeswyze,
beftaan uit menigvuldige drietandige Tongblom-
metjes , in ’t ronde geplaatst, de Trechter-
blommetjes omringende. Het Kruid bloeit in de
Herfst, zynde fcherp van Smaak. R a y ver-
geïykt den Reuk by dien van Zeep. Door ge*
heel Siberie groeit het ook aan de Rivieren, zo
G m e d in z e g t , die het ’er meest met gekartelde
Bladen gevonden hadt. Dat de Rusfen ,
in den Optogt naar Perfie, van den Rooden Loop
door dit Kruid herfteld waren, was den Ridder
verhaald, en daar van zal het zekerlyk den by-
naam hebben. Het wordt, zelfs door Hofmann
Herba Dyfenterica, dat is Rooloops Kruid, ge-
hèten, Ons Landvolk noemt het Heelblaadjes.
Een Soort van dit Geflagt, waar aan Fors*
k a o h l den zelfden bynaam geeft (*) , om*
flreeks Kairo voorkomende, werdt van de Arabieren
Rara E jub , dat is Jobs Traanen, zege
hy, genoemd. Job, naamelyk, zeiden z y , hadt
zyne Zwoeren daar mede geftreeken, en was
hier door genezen. Dit, echter, hadt een rap-
pigeh Kelk en naakte Bloemfteelen,meteen en-
kel Schubbetje onder ieder Bloem.
(*) Inula Dyfenterica, Flor, JEgypt. Arah. p, ij».