IV. (4Q) Haanekop met gevinde Bladen, gewrich-
xvmSL’ te ê^dde hangende Haauwen en een op*
H oofd- ftaande Steng.
STUK.
XL. C4 i ) Haanekop met gevinde Bladen, Scheed-
achtige Stoppeltjes , een opjtaande bogtige
»en'd min" era hangende Bloemen•
frj g * Aan deeze laatfte geeft de Heer L i n n ^e ü s
Daiöer. den bynaaoi van Duifier, om dat de vermaarde
H a l l e r , die het de zelfde Plant achtte te
zyn met de voorgaande, een andere Afbeelding
daar van gegeven hadt. Het verfchil is door den
Ridder duidelyk aangeweezen , en fcfiynt nog
meer plaats te hebben in de Zaadhuisjes. Beiden
groeijen zy zo wel in Switzerland als in
Siberie.
XLii. f42) Haanekop met gevinde Bladen, gewrich*
rijm™" te> gëdownde» naakte regte Haauwtjes en
sieiiyk. verfpreide Stengen.
(43)
f40} Hedyfarum Fol. pinn, Legumin. atticulatis &c, H.
Up s. 232, Jacq. f'tni. 266. Hed. Saxatilë, Siliqua lsvi Sec.
Amm. Rutb. N. 1SZ, I j3 Gmel. Sib. IV. p. 26. T 10.
OnobrychisSemine clypeato lasvi. C. B. Pin. 3jo. Prodr.t45.
(41. Hiijjarum Fol- pinn* Stipulis Vaginalibus &c. Aftta-
galas Caule etefto Ramolö, Spied purpureR nitente. Hall.
Helv. j 76. T. 14*
(42) Hedyfarum Fol. pinn* Legnm. atticulatis &c. H. CUjf.
Ups. R. Lugdb. 38j . N. j . GouAlf Monsp. 382. Hed. Cly-
peat. Flor. luaviter tubente. Tournf. Infi. 401. Onobr. Sc»
mine Clypeato aspero major. C. B. Pin, jj.o.Onobiychis
al«
sD 1 A © Ë L V « 4*
| I3 j) Haanekop met gevinde Bladen; gewrich- IV.
te , gedoomde bogtige Haauwtjes en ver• Afdeel
Jpreide Stengen. Hoofds
tu k «
Z o weinig verfchillen deeze , waar van de xltii.
j&erfte natuurlyk pp de Velden groeit, in d e j^ * ^ “*
Zuidelyke deden van Europa, de andere in de Bogtig."
Ooüerfche Landen» Deeze is geen overbly-
vend Kruid , gelyk de andere ; ook zo zwaar
niet van Gewas en heeft de Bloemen bleeker
dan die, welke eenige Voeten hoog opfehiet, en
door haare fraai je .Bloem ■ Aairen, welke fchooa
rood zyn, de Hoven verliert. Niet minder aar-
tig zyn de Haauwtjes, uit verfcheide ruuwe
ronde Leedjes, als Schildjes, famengewricht.
Het Loof maakt door de Ëyronde drkachtige
donker groene Vinbladen, waar het uit beftaat,
ook geen leelyke Vertooning. Het zou het E~
gyptifch Helenium zyn , van Dioscorides,
z o fommigen willen. Wegens de Zaadhuisjes
gelykt het eenigszins, naar die Soort , welke
H&anehammetjes genoemd wordt, ftraks te be*
fchryven, en ’t gemelde Gewas, dat men hier
in de Tuinen als éen Bloemplant kweekt, wordt
in Italië en in Spanje gebruikt als Hooy 9 tot
Voe.dze.1 der Beeilen 3 inzonderheid der Paarden;
wes»
altera. Bod. Pmpt, '49. Hed. ak. Clypeatutn &c. Lob, Ie.
H. 77.
(43) Hedyfarum Fol. pinn. Leg. Arcuatis &c. Onobrychj*
»wjot antiua &c. Mqris. Hiß. U. p. 130. Raj. Hiß, 929.
■ m . , udSS