IV. Zy groeit alleen op zeer drooge Heuvels en
AxvmV Bergvel£len.
stuk» (39) Klaver met ovaale gefchubde Aairen ,
XXXIX. neergeboogen blyvende V la g g e t je s , naakte
ï j S r * . K e lh n m opgeregte Stengen.
Steen*
Klaver. Dergelyke Groeiplaats heeft deeze, komen,
de veel voor op ruuwe Steenachtige Gronden,
zo in ons Land, als door geheel Europa. Evenwel
vindt menze ook wel in de Akkers onder
*t Koorn en infommige Gras*Velden. De naatn
is S te en k la v e r , in ’t Hoogduitfch S t e in -K le e ,
doch eigener V ü d k la v e r zegt DoDONéu s,
dat met den Latynfchen naam Agrarium in»
Hemt. Haare geele Bloempjes onderfcheidenze
van de andere Veldklaver genoegzaam. De Hoofd-
jes gelyken, door haare fchubbigheid, naar die
van Hoppe en daarom noemen de Engelfchen
deeze Soort H o p -T r e fo il. Het Voedzei, dat zy
den Beesten geeft, is uitmuntende, en hier in
overtreft zy zelfs de Spaanfche Klaver ( * \
XL. f40) Klaver met ovaale gefchubde A a iren
Spadiceum. *
Rood- n c e t‘
Aairige.
(39) Trifolium Spiets ovalibus imbricatis 8rc, Gort. Belg.
213. Gouan Mmsp. 392. KRAM. Auflr, 223. Ft. Sutc. II.
671. Trif. Pratenfe luteum Capitulo Lupuli f. Agrarium. C.
B. P in . 3*8. VAIÏ.L. P u r . 1 »6. T. 22. f. 3. Trif. Agrarium.’
DoD. Pempt. 573.
(* ) HALL. Helv. inchoat, p. 759.
(40) Trifolium Spicis ovalibus imbricatis &c.Gouaw Monsp.
S93. Montani titulo. M Sust. 11. n . 672. Gort. Jngf.
neergeboogen, blyvende V la g g e tje s , H a a i’
rige Kelken en een opgeregte Steng.
(4 0 Klaver met ovaale gefchubde A a ir e n ,
neergeboogen, blyvende V la g ge tje s en hurkende
Stengen.
( 4 0 Klaver met b ym gefchubde A a ir e n ,
neergeboogen , blyvende V la g g e tje s , ge-
fieelde Kelken en hurkende Stengen.
Weinig verfchillen deeze, die in deNoorde-
Iyke deelen van Europa groeijen, van de voorgaande
en van elkander. De twee eerften hebben
Saffraan- of Goudkleurige , ros- of roodachtige
Aairtjes; de laatfte is zeer klein en
teder, met Draadachtig dunne Stengetjes. R at
tekent dezelve onder de Engelfche Planten aan.
H all er vondtze ook omftreeks Gottingen,
bedekkende den Grond als een Tapyt, op droo.
ge plaatfen der Bosfchen, als mede in Switzer-
land. By Jena groeit het op vogtige Velden.
(43)
116. Trif. Mout. Lüpulinum. C. B. Pin. 32 s. Pr oir. 140.
Lup. mont. Capit. Spadiceis. Rupp. Jen. 207. Lotus Mout.
Aureus &c. BARR. Kar. T. 1024.,
*(41) Trifolium Spicis ovalibus imbricatis &c, Fl. Suec. It.
Gotbl. Trif. Lupulinum alterum minu*. R4J. Angl, m . p.
330. T. 14. f. 3.
(42) Trifolium Spicis fubimbricatis &c. Fl. Sust. 7S4. Trifolium
Lupulinum minimum. Ra ï . Angl. uts. f 4. HALL.
Opuse. p. 87« RU?B. Jen. HALL. p. »j$,
IV.
A fdeel.
XVIII,
H oofds
t u k ,
xlt.
Trifolium
procum-
hens.
Hurkende.
XLII.
Filiforme»
Draadachtige.
—