XV. ( ia ) Klaver met Kroonswyze H o of d j e s , vier*
ivm!** zaadige Haauwtjes en kruipende S ten -
H oofd* getjes.
STUK.
xit. Deeze laatfte maakt de W itte Klaver van on-
npïn?**“ ze Weiden en Velden uit, welke door geheel
Kruipende-Ëuropa gemeen is en van de Roode of Paarfche
zig duidelyk onderfcheidt. Zy is , niettemin,
zelf zeer verandeHyk, komende wel doorgaans
met drie Blaadjes op een Steel, maar ook fom-
tyds met vier, vyf en zes, ja dikwils met gevlakte
Blaadjes voor, en verfchilt ten opzigt
van de grootte , zo van ’t Kruid , als van de
Bladen en Bloemen , ongemeen. Men heeft ’er
eene Verfcheidenheid van gezien , met gebladerde
Hoofdjes.
De algemeene eigeDfchap is , dat de Bloempjes
ieder een eigen Steeltje hebben, onder ’t
bloeijen opftaande , vervolgens knikkende, ’t
welk dan een Kroontje maakt. Zy hebben een
witten of paarfchen Kelk, met twee korte en
drie lange punten. De joDge Bloempjes zyn wi’t,
wordende allengs paarfchachtigen eindelyk bruin,
wanneer zy verflenzen. Ook beftaan zy uit vyf
Blaadjes , gelyk de Vlinderbloemen in ’t algemeen
, daar die van de gewoone paarfche Klaver
eenbladig zyn. De Haauwtjes, hoewel meest
vier-, zyn fomtyds ook tweezaadig.
De
r 1-) Trifolium Cap. umbellaribus &c* Mat. Mei. 354.
Gort. Belg, 211. Gouan Monsp. 38*. Fl. Suec. \t. 665.
Gron. Pïrg. 110. R. Lugdb. 378. Sec, Tnfolium Pratenfc
I »
De Bloemen , hoewel welriekende, zyn in IV.
de Geneeskunde weinig of niet bekend. Het ■
Aftrekzel daar van kan als Thee gebruikt wor- üoopd-
den , zegt G u n nerus { * ) , Het Kruid dient TUK»
tot een uitmuntend Bèeften-Voeder, dat echter
minder geacht wordt dan de Roóde Klaver.
“(13) Klaver met Kroonsw'ys’ Klootronde Schub- xnï.
bige Hoofdjes ; de V la g afgeboögen en cTm lfw *
overblyvende; de Haauwtjes vierzaadig» Kro®nige.
Deeze, uit Amerika affcomftig, bevondtztg
in de Hollandfche Akademie * Tuin te Leiden.
(14) Klaver met Kroonswyze H o o fd je s , naakte xiv.
Bloemfiengen, Liniaal-Lancetvormige B ta -^ jf ’fiff^
den en hangende tweezaadige Haauwtjes.
Wegens de zoetheid der Wortelen voert deeze
laatfte den naam van Berg - Zoethout, in ’c
Ffanfch R eglisfe de Mofitagne. Zy groeit, inderdaad
, op dé Alpifche Gebergten van Swït-
zerland en Italië, als ook op de Pyreneen ( f ) .
De
(*) Flora Nor'veg. p. 5S.
( ij) Trifolium Cap. umbellato - globofïs , imbricatis 8cC.
R. Lugdb. 379. Lagopus Americarius Flor. majoribus como-
fis. Pèt. Mas. 214.
Cl4) Trifolium Cap. umbellaribus , Scapo nudo &c. H.
CUff. 499- Gouan Monsp. 339. Trif. Alpinum Fl. magno,
Radice dulci. C. B. Pin. 328. Prodr. 143. Anonis acaulis
Flor. Iongisfiows, Fol. non ferratis. HALL. Helv, j8s.
( f ) Nusquäm in Montibus, zegt de Heer Haller ’er
thans van, terwyl hy niettemin dc Groeiplaats op de Alpen
T*
H . D e s l . X , S t u k .
aan