IV.
'Afdeel.
xx.
Hoofd*
s tu k .
Efraale
Vedwyvi*
klaauw heeft met geele Bloemen. Het groeit
overvloedig op alle Velden aan den voet der
Gebergten} zo in Ooftenryk als in de Zuidely.
ke deelen van Vrankryk. Het heeft een Steng
van anderhalf Elle hoogte ; doch hooger als
men ’t in de Tuinen kweekt, zynde, gelyk het
voorgaande, een overblyvend Kruid, Het heeft
Vindeelige Bladen, van onderen ruigachtig met
fyne Doorntjes gezoomd , en knikkende geele
Bloemen , wier Kelken geen Bladerig Kransje
hebben ; zo dat daar aan het Hoofd-kenmerk
van dit Geflagt ontbreekt.
111.
Cnicus
ferox.
woefte»
IV.
Pygm&us,
Kaantjes.
("3) Diftel met afloopende Lintachtige Bladen,
die Tandswys’ gedoomd zyn en een opge-
regte Takki$ Steng.
Op dorre Bergvelden in de Zuïdelyke deelen
van Europa groeit deeze , die Lancetvormig
Liniaal e Bladen h eeft, niet zeer fterke
Doornen. De Koppen zyn zo digt met derge-
lyken b e z e t, dat men zonder kwetzing dezel-
yen niet kan afplukken, noch aanraaken.
(4) Diftel met ongefteelde, byna Liniaale,
■ " zeer
f 3) Cnicus Fol. decurrentibus Lfgulatis &c. Mant. 109.
GER. Pro«, i8x. Carduus Lanceolatus validisfimjs Aculeis.
Tournf, Inftj 45°. Carduus Lanceolatus ferocior. J. B. Hiß1.
III. p. J*-
(4) Cnicus Fol. fesfilibus fublinearibus confertisfimis &c.
JACQ. Vind. 282. T. 8. Caid, mollis Folio oblongo, Cirfii
Capitulo. C. B. Pin- 377« Catduus mollior huwilis angqfti-
foliUS. Clus, F anti, 66U
steef digt getropte Bladen; de Kelken on- IV.1
gedoomd.
. , Lu Hoofd*»
Deeze behoort, wederom , tót de ZagteSTUKi
Doornen, een zonderling Plantje, welks Wor- Polygamid
tel zwart is en zoet van Smaak , fchietende een ^ ualiu
Stengetje van een Handbreed o f een half Voet
hoog, bezet met zeer lange , fmalle , fpitfe
Haairige Bladen , aan de enden omgekromd.
Het geeft een enkele Blpem, op den top, uit 3
die vry groot is , van Kleur paarfchachtig blaauw,
met een gefchubden Kelk , zonder Doornen*
Op de hoogfte toppen van den Schneeberg, in
Ooftenryk, komt het niet dan zeldzaam voor.
De fraaiheid doet C l u s i u s zynen fmalbla*
digen laagen zagten Diftel, die hier t’huis ge-
bragt wordt door den Heer J a c q u i n , betrekken,
tot den Edeldijlel van G e s n e r u s ; maar
dezelve hadt, volgens S i Ml é r , de Steng een
Elle hoog met weinige Bladen bezet naar die
der Dotterbloemen gelykende; ’t welk hier
Weinig ftrookt ( * ) .
(5 ) Diftel met afloopende onverdeelde Lancet- v.
vor-
Cnicus
Acarna.
Spaanfche
(*) Per Caulem rara , qua referunt Telia Herbet quant
Mosfblumen eppellamus i zegt Si mier. Dit Kruid vind ik
de Caithh paluflris te zyn, welke tonde Bladen heeft.
(s) Cnicus Fol. decurrentibus Lanceohtis &c. GouANT
Menfp. 423. Card. Caule Alato Spinofo. R. Lutih. 133.
Acatna major Caule -Folioto. C , B. Pin. 379. Chamäleon
Salmanticenfis, Clvs. B i ß , 11. 1 ss, W /p . 4; o. ß . Acarna
bti£
mm