734 SAMEKTEELIGE K r ü IDEH,
„ IV. (3) Afrikaan met een enkelde regte Steng en
Afdeel. gefchubde veelbloemigê Bloemfleeltjes.
stuk*0 Natuurlyk fchynt deéze, die uit het Land
* m. omftreeks Buenos Ayres, in Zuid - Amerika ,
afkomftig was, één of twee Voeten hoog*
Kieinbice.te te bereiken , maar. in de Tuinen gezaaid ,
gelyk menze in die van den Héér C l i f f o r t
gehad heeft, groeide zy veel hooger. In Potten
kreeg D i l l e n i u s haar tot tien en elf en in
de vrye Grond tot nog meer hoogte op. ’t Schynfr
dat bier toe de Chïlifche van F e u i l l é e te
betrekken zyn, welke die Autheur aanmerkt in
Gewas niet van de gewoone Afrikaanen te ver-
fchillen, maar in de kleinte der Bloemen, welke
niet boven een Kwartier Duims breed waren
, met vyf, of ook maar met twee Tong-
blommetjes. De Indiaanen aten daar vao, wanneer
zy van ’t Vifqhvangen t’huis kwamen, om
zigte verwarmen. Die v^n DiLLENiusbad-
dcn twee, drie of vier, Straalblommetjes ( * ) .
. De
( j ) Tagetés C au ’ e fimplici r e & o , red u n c . Squamofïs m u l*
ti flor is 11. Ctiff. 4 19 . Tag e te s m u h iflo ra , minuco F lo rc alï>i-
cante . D i l l . Eltb. 374. T . 280, f . j 6t .
, (+) D i t laatfle z o u nader overeenkomen met de bepaaling
v an b e t getal der Straalblommetjes, w e jk e L in n _®us in dit
G e fla g t o p g e e ft , wanneer hy z e g t Ratiut quinquefloras. Im mers
in de A frik aanen , z o w e l ais In de F luweelbloemen ,
is .d it getal d:kwil& van ze v en o f agt to t t i e n ; g e ly k mén
o o k z ien k an op dé Ffaaten , w e lk e W e in m a n n van de
Verscheidenheden deezer h eerlyk e Bloemen g e e f t , N . 9So*
$>6i .
De Kruidkenners denkbeelden , dat dit Kruid IV. ^
de Othonna der Italiaan en of het Lycoperficon
van G a l e n o s zoude geweest zyn, gaa ik, Hoofd-
om de onzekerheid , voorby. Ook flap ik het^us.^
voorheen befchreeven Geflagt van Leyfera,óazt
ik ééne Soort van in Plaat gebragt heb (*),
thans over, en kome dus tot dat van.
Z i n n i a .
’t Welk naar den Kruidkundigen Heer Z 1 nn ,
te Gottingen , genoemd is: een thans in onze
Nederlanden vry gemeene Zaay-Bloemplant,
waar van men twee Soorten heeft.
De Kenmerken beftaan in een Kaffige Stoel;
een Zaadkuifje van twee opftaande Baardjes ;
een Eyrond - Cylindrifche Kelk, die gefchubd
is en blyvende onverdeelde Straalblommetjes.
(j) Zinnia met ongedeelde Bloemen. t.
' Zinnia t
Ondér den naam van Verbefina met gepaar-
de ruuwe Bladen, die Eyrond, fpits en effen* mige.
ran-
( * ) zie tnya.II. D e e l s VI. STUK,bladz. iï», PI. XXXIH.
Fig. I .
(1) Zinnia Flor. (esfilibus. Sy/l. Nat. XII. Gen. 974»
Vig. XIII. p. 641» Chryfogonum Fol. fesfilibus&c. Sp. Plant.
I. p. 9io. Bidens Calyce oblongo 8cc. MiLL. D i3. T. 54.
Verbefina Fol. oppofitis fcabris 8cc. AH. Petrop. 1763. p.
3*j. T. 13. Rudbeckia Fol. Oppofitis. Zinn. Oott. 409. T.
i. L e jic a , Hi l l . Ex»t. N. 19. Crasfina. Sc e p in . DUf.
JtAii.
1;. dixl; x. stuk.