IV.
&FDEEL.
XX.
Hoofdstuk*
VU-
ïlyo/eris
Hedypnois.
Gladkop
P'ge*
VIII.
Hhagadio
ioides.
Ruigkop
pige.
IX.
Cre tica.
Kandia.
<che.
432 S a m e n t e e l i c e K r u i d e n ;
Varkens zeer gretig naar ’t zelve zyn. Het
geeft, gekwetft zynde, een bittere Melk.
É . Met oögebladerde Stengen.
(7) Zwynenflaa met Eyronde gladde Z a a d -
hoof dj e s ; de Steng Takkig.
( S ) Zwynenflaa met Eyronde Hadirige Zaad«
. ho o fd jes ; de Steng Takkig.
(9) Zwynenflaa met Eyronde ruüwe Zaad•
hoofdjes; de Steng Tak k ig .
Deeze drie Soorten, waar van de éerfte de
Hedypnois is van T o u r n e f o r t , komen
daar in overeen , dat zy een getakte Steng
hebben, met langwerpige getande Bladen , die
aan den voet wel fmaller zyn, doch niettemin de
Steng en Takjes omvattende, meer of minder
Haairigi; de bovenfle Blaadjes ongetand. De
Bloemfteelen verdikken opwaards , gelyk in
de
f 7) Hyoferis Ftuft. ovatis glabris Caule Rarnofo. GouAS
dMonsp. 415. H. Upf. 246. Lapfana Cal. Fruft. Capitatis
dehifcentibus. H. Cliff. 387. R. Lugdb. 131. N. 3, Rha-
gadioloides Calthae folio. Vaill. Mem. de 1721, p. 202;
Hierac. Cap* indiaans femine adunco. C. E. Pin. 128. Hic-
rac. facie Hedypnois. Lob» le. 239. Hedypnois anima»
Tournf. Infl. ies
(8) Hyoferis Frudi. ovatis Pilofis, Caule Ratnoiö. Lapli-
(ia Fruftib. Globofis Pilofis. H. Upf, 246.
(9J Hjoderis Fr. ovatis fcabris, Caule Ratnolb. Lapf, Fii'
Ovatis fcabris Sec. H, Upf. M6-
WsW r Z;.JSFT; • M WÊËÊË
S Y W G E N E S I A. 433
iin de laatstgemelde. Voor het ontluiken knik- iV.
‘ken de Bloemen. De Kelken beftaan uit krom-
me Schubben, in de tweede gehaaird , die naHoged-
Vbloeijen zig fluiten tot een Eyrond BolletjeSTUK*
of Vrügt, die kromme Zaaden bevat, waar van Pol^-ami4
de buitendien flegts met een randje, de binnen
iten met een Pluisachtig Kelkje gekroond zyn.
Voorts zyn zy allen jaarlykfe Plantjes in deZui-
delyke deelen van Europa», op dorre plaatfes,
~en de Jaatfle op Kandia voortkomende,
- S ’E r i 'ö l -a . Haazenkool.
Om dat de Stoel Kaffig is zyn de meeste Soorten
van dit Geflagt Zchyrophorus doov den Heer
V a i l l a n t getyteld, dat Kafdraager zou betekenen
, doch waar van de Duitfchers , ik
weet niet om welke reden , Kugeltragsr ge.
maakt hebben ( * ) . Geen van beiden my be-
haagende geef ik ’er den Daam aan, welken fom-
migen aan den Ganzen -Diftel 'geeven , nfet
willekeuriger zynde dan S e r iö la , dat Cicoreitje
zou betekenen.
De overige Kenmerken zyn, een enkelde
Kelk en het Zaadpluis eenigermaate Pluimachtig
(*) Moogiyk heeft iemand , der Griekfche en Franfche
Taaien onkundig, ’r w o o r d je , (Gluma), ’c welk Va i l -
l a n t gebruikt , voor Baile (ten Kogel; genomen. Immers
vind , in de Nomenclator der Linn, Gattungen ( Erf. bey
kenen 1 * ^at dèiybpift», Kogeldraaget zou beteagitatos
»