in vette Gronden fchiet het wel ter hoogte van ÏV.'
twee of drie Ellen o p , anders maar van drie
of vier Voeten. De onderfte Bladen heeft het Hoofd*
geviLd, de bovenften weinig ingefneeden ,STUK:*
doch allen aan ’t end breed , driehoekig e n ^ j^ f *
van zulk een figuur, dat L obel ze by Klyf-
of Klim-op Bladen vergelykt. De bovenfie
Stengbladen , evenwel, zyn lang Lancetvormig,
Aan ’ t end komen kleine neerhangende
Bloempjes , van eene Sterswyze figuur, geel
van Kleur. Het Zaad is Eyrond / gelpitst ,
geflfeept, zwart, met een klein Pluis - Stammetje
(*).
($ ) Knikbloem met yyf Blommetjes} de Bla• v.
den gefnipperd. FL a c £ ïJ ta
i f . Gefnip-
Dit naar ’t voprigegelykend Gewas, doch niet p«d.
volkomen eveneens , heb ik gedroogd uit
pan ontvangen. Het heeft de Steng dik en rond,
over de geheele langte bezet met Bladen, naar
die van den Ganzen - Diftel gelykende, overal
Vinswyze , maar naar boven langs hoe finaller
en
Pappus f im p k x Stipitatus , zegt de Ridder. HALLER
Stipts Pappiger evldens , doch merkt aan, non h é é t EeRK-
HF.Y Tab. 6. fig. ai. De Heer Berkhey nogthans heeft in
d e Figuur van zyne voormaals door my gepreezen Verhandeling
over de Synger.efta , dat Pluis - Stammetje wel
kléin , doch zeet duidelyk , en noemt het een Halsje , dat
het Zaadknifje draagt. Zie deszeifs vergtoote Afbeelding,
F ig . 22. Ik geloof dat de Heer Haller die door yethaa-
üing zal «ver ’t hoofd gezien hebben.
CO p renanthes Flosc. qainii , Fol. Lacihiatis. M ib i.
II. Deel, X, Stuk.