IV. Tweede breedbladige St. Jakobs Kruid is varü
Afdeel, C lü s i us. Het omwindzeld Kroontje, dat meü
H oofd* by dien Autheur ziet , is in zyne Afbeelding
s tu k . niet te vinden. De tweede , die het derde van
nïiwvf- C LUS iu s i s , heeft eenigermaate geflapperde
r> WyVe' Bladen. De derde , welke G m e l i n in Siberië
vondt, heeft dezelven Tongachtig fmaller,
geheel onverdeeld , Zaagtandig; Zy valt wat
laager dan de anderen , wier Steng een Elte
Boog wordt. De Bloemen groeijen ook Kroon-
tjeswyze en hebben een gemeen Borllelig Om-
windzel , zynde , gelyk in de overigen , geel
van Kleur. Deeze kwam den Heer G m e l i n
voor , zeer te gelyken naar de laatstgemelde
Conyza , welke T o u r n e f o r t ruige After
met Wollekruidsbladen heeft getyteld. Ha l -
L e r heeft de eerfte, die hy in Switzerland
vondt, onder den naam van Breedbladig Zaagtandig
Kruiskruid voorgemeld, ’t Scbynt dan
dat dit Kruid, naar den Landaart, zig verfchil-
lend voordoe.
vm. (8) Afchkruid met getuilde Bloemen en Lan-
Aun**'* cetvormige Zaagtandige van onderen Wol-
Goud- HpS Bladen.
k le iig. °
O f deeze Siberifche genoegzaam van de
voorige Soort verfchille , zou uit de volgende
be-
(*) CinetMa Flor. Corymbolis, Fo!üs Lanceolatis ferrati(
fubtus tomentofis, Syft. Nat. 8e Sp, Plant/ II. p. **<4-
fchryving moeten blyken. „ Z y heeft de ge- IV.
, , ftalte van het Moerasfig Kruiskruid, zegt Afdeel-
,, de Ridder, maar de Bloemen zyn eens zo Hoofd-
„ groot en geel, met een breede Straalkrans ;*tuk.
„ de Steeltjes met eenige Liniaale Blikjes;
j , Bladen egaal en duidelyk Zaagtandig , van
„ onderen Wollig, van bovenflaauwgepluisd:
„ de Steng Pluizig.”
Het gewoone Afchkruid, dat yacoibcea mari»
tima genoemd wordt, welk de Bladen van boven
donkergroen, van onderen, zo wel als de
Stengen en Takken, Afchkleurig wit heeft, hier"
op volgende, heb ik , benevens de vier overige
en laatfte Soorten van dit Geflagt, als Heefte-
rig zynde, te vooren reeds befchreevea * . On- * » . d .
der dezelven komen nog twee Kaapfen v o o r J i a d S ’
zo dat het getal der Kaapfe Soorten,'hier t’huis
gebragt, na het uitmonfteren van de Othonni-
tes , v y f is. De Heer T h c n .b e r g heeft onlangs
nog een nieuwe ontdekt, welke zyn Ed.
in myne Verzameling vondt, en Cineraria inci-
fa genoemd hadt. De Bladen , zo wel als de
Stengen , komen zeer met de Kanadafche overeen
, uitgenomen dat alles veel kleiner is en
dat de Steelen meest eenbloemig zyn , de
Bloemen ongeftraald. Ook zyn de Kelkblaadjes,
aan de tippen, een weinig verfchroeid.
I n ü l a . Alant.
Dit Geflagt heeft den naakten Stoel en ’t
X x 3