IV. gedagtea S i e g e s b e c k , wederfprokea
AF xEx.tl fPyt > welke onze Ridder hier over gehad
H oofd mag hebben, is genoegzaam vcrzagt en zyne
grus.^ Eer gewroken, doordien de Akademie der Wee*
meiwyvf- tenfchappen van Petersbmg aan zyn Ed. Ver-
to o g ,o v e r h et bewyzen van de Sexen ,o f Man*
nelyke en Vrouwelyke deelen en Bevrugting
der Planten , in ’t jaar 1760 den Prys toe*
wees ( f ) .
De Kenmerken van het Geflagt, waar van
ik fpreekj zyn, een Kaffige Stoel en ongepluis*
de Zaaden; een vyfbladige, eig en e , uitgebrei-
de buiten - Kelk en een gehalveerde Straalkrans.
Tw ee Soorten bevat hetze lve, waarvan de
eene behoort to t de Ooftelyke, de andere tot
de Westelyke Wereldsdeelen.
1. Ci) Geitenbek met zittende Bladjleelen , de
oïuntll?. buiten-Kelken Liniaal , grooter en uitge-
Oofteifche, breid♦
Won*
(*) Vaniloqttenti& BótanicA Specimen &C. Petropoli. 1741.
Quarro.
( f ; CaroL! L in ns i , Equ'tis de Stella Polati &c. 2>/j.
quifttio d* Oaa/Uone ab Ac. hap. Sc. Petr propofiti s Sexum
Plant ar um Argumen’.is et Experimentis novis vel ctrroborart
vel irapugrare &c. Petrop. 1760.
(*) Sigeilecfcia Petiol's fesfilibus Sy/it Nat, XII. Gen*
S73- Feg. Xllï. p. 648. Sigesbsckia, Hort. Clijf 411. T. a j.
H. Ups. 267. Bidenti fimilis Fol. latïsfimis ferratis. Buxb.
Cent. 111. p. 29. T. Jï . Ciehotio affinis Lapfana Sinica,
Menthaftri foliis öcc. Pluk. Amalih. $ 8. T. i 80, f, z.BURM.
Fl. Itid. p. 188.
Wonderlyk, inderdaad, is deeze P lan t, die iV,
in China Hi him - tfaw genoemd wordt, volgers
P l u k e n e t , en door den Ridder uit de Clif- Hoofd-
fortfe T u in , niet alleen naauwkeurig afgebeeld,STÜK' .
maar ook aldus omftandig befchreeveD. „ Öe
„ W o rte l jaarlyks. D e Steng twee o f drie
,, Voeten hoog,opftaande. De Bladen Eyrond,
, , wederzyds g e fp itst, in Steelen uidoopende,
„ gepaard , drieribbig , geaderd , Zaagtandig
„ Takkig uit ieder bovenmik van de S ten g ,
,, korter dan dezelve. Een endelings en zyde-
„ lingfe Bloemtteelen, uit de bovenfte Takken
„ eenzaam gearmd , draagen een ro s -g e e le
„ Bloem, van figuur als een Spinnekop, met
„ een uitgtbreid kransje van v yf llekelige ge-
„ haairde Straalen , omgeven , wier Haairtjes
, , ieder op ’c end een Lymerig knopje hebbeD.
„ Wanneer men de rype Zaaden afp lu k t, be-
, , weegen zy zig in de H an d , wegens de L y .
„ merigheid eD om dat de lamengedrukte Haair-
t> tjes zig allengs weder opregten”.
Dit laatfte zal waarfchynlyk op de Zaadhuisjes
zien en niet op de Zaaden z e lf, welke langwerpig,
vierhoekig,boven wat dikker en naakt
zyn. Gedagte Lymerigheid der Kelken maakt,
zo P l u k e n e t aanmerkt, dat zy aan ’t Papier
kleeven, waar men de Plant oplegt. Gemakke-
Iyk laat zy zig uit Zaad in de Europifche T u inen
voomeelen. Dezelve is den Heer F o r s -
k a o h l in Arabie voorgekomen en g r o e it,
volgens den Ridder » in M e d ie , by de Dorpen.
Op