IV. Kaap afkomflig, was te vooren reeds door deti
XX. Woogleeraar B u r m a n n u s aan den Riddef
H oofd- medegedeeld. Het groeit omtrent een Voet
STUK' hoog, de Bloemen zyn wit geftraald en vry
groot. '
iv. C4) Koedille met Lancetvormig Liniaale om-
? o '£ fiïï. etende Bladen die getand zyn; de Bloemen
nerts- ongejlraald.
toornige.
Dat dit Kruidje, van de Kaap afkomftig j
thans op overltroomde Landen in Oostvriesland,
by Embden, groeijen zou, zo de Heer Moeh-
r 1 n g wil (.*_) , is zonderling. Men vindt het
ook in Deenemarken , volgens O e d e r u s .
De vermaarde V a i l u n t maakte een Geflagt,
waar aan hy , wegens 't ontbreeken van de
Straalkrans o f van de Tongjes der Straalblom-
metjes, den naam van Ananthocyclus g a f, en
hier toe betrekt hy deeze, zo wel als de eer-
fte Soort. Dit laatfte groeit niet hooger , en is
een
fO Cotula Fol. Lanceolato - Lln. &c. II, Cliff. 417. Ups.
265. R. Lagib. 173. Ananthocyclus Coronopi folio. V. Dj l l ,
EItb. 27. T. 23. f, 25. Chryfanth. Ex.it. minus. Brejh.
i s 5. T. 76. Be lis annua Capite aphyllo luteo &c.
Mor IS, III* S. 6. X* 6« f*. uit* OjED. Dan» 3^r#
(*; Eph. Nat. Cur. 174a. Vol. VI. p. 29«. Die Heet
zou, om deeze reden , alle plaatfelyke onderfcheiding der
Planten , in de Scortnaamen , willen verworpen hebben ;
€at mifchen niet ondienltig ware. Beter worden z y , gelyk
hïct, door eenige hoedanigheid onderfcheideu ,$ doph dit valt
sltoos zo gemakkelyk niet.
ten jaarlyks Kruidje , dat een flappen Reuk van IV;.
Maar tel o f Kamille heeft. Het bloeit van ’t be-
gin van July tot den Herfst. Hoofde
STUK.
(5) Koedille met Lierachtig gevinde Bladen v .
en geftraalde Bloemen. rud/a
T e Vera Cruz groeit deeze, die door haare ymer!£^
Lymerigheid uitmunt en fterk is van Reuk. Hét
is een leggend o f hurkend Plantje, van een Span
hoog, met Bladen bynaals van het Kruiskruid;
de Bloemen zitten op korte Steeltjes en hebben
een. klein Straalkrans je.
(6) Koedille met het Bloemkasje van onderen vj-
Tolachtig uitgezet; de Bloemen geftraald, Toikei-,
kige.
In de Europifche Tuinen komt dit Kaap.
fe Z'aay-Plantje vo o rt, ’t welk Wollige Ethio-
pifche Kamille van B r e y n genoemd is en onder
dien naam ook by M o r i s o n , doch met
een flegte navolging van het Loo f, afgebeeld.
B r e y n vergelykt de Blaadjes niet in Wolligheid
gelyk hy zegt, maar in grootte en figuur,
by die der jonge Blaadjes van het Geele Duizend
( 5) Cotula Fol. Lyrato- Pinna tis, Flor. Radiatis» H. Cliff,
417. Jacobasa Amer. odorata Viscola Stc. Ho ijst. Msf.
(5) Cotula Réceptaculis fubtus inflatis turbihatis. H. Cliff.
417. Ups: 25S. R. Lugdb. 173. Chamaemelum JEthiopicurü
Lanuginoftdtn. Breyn. Cent. i^g. T. 73. Moris. III. S. 6.
T . ia . f. 14. Cotula Afr. Calyce eleganticslio. Tourns.
49 J.