IV.
A fdeel.
xx.
H oofd.
s tu k .
ii.
Erigeron
Graveslens.
Sterkrui-
Jcenc?»
ITT.
GlutinOJam.
Kleverig.
met Haalrtjes , waar tusfchen de Lymkiiertjes
leggen , bezaaid.
(a) Fynftraal met byna Liniaale effenrandige,
Bladen , en veelbloemige zyd - Takken»
De hoogte van deeze, welke op de zelfde
plaatfen, inzonderheid ook by Montpellier, aan
' de Wegen en op de Velden groeit, is anderhalf
V o e t, volgens den Heer G o u a n , die ze ze-
kerlyk ze lf zal waargenomen hebben. In ge*
ftalte verfchilt zy van de voorgaande weinig,
maar is veel kleiner, zege de Ridder. DeBloe»
men heeft zy insgelyks Aairswyze aan de Steng,
geel geflraald,. De Haairtjes der Bladen hebben
aan ’t end haare Lymkiiertjes.
Cs) Fynftraal met Lancetvormig Liniaale kleverig
gehaairde Bladen, en eenbloemige
Steelen.
In Spanje , als ook in Provence, komt deeze
v o o r , die Bladen als de Hyfop heeft aan Sten.
ge-
(2) Erigeron Fol. fitblinearlbiis integerrimis &c. Gouan
Monsp. 437. Conyza foemina Theophrafti, minor Dioscori*
dis C. B. Fin. 2S1, Conyza minor vera. LOB. Ic. 346.BBBR.
Ie. 370. Vixga Aurea minor Fol. glut." et graveol. ToüKWg,
Infi, 580.
(3) Erigeron Fol. Lanceolaro - linearibus &c. Gek. Prov.
205» Conyza montana Fol, glutinoüs Pilofis. C. B. Pin, i6{.
Con. mont» Saxatilis Hyslbpi folio. BARR. /f, i/ j, Conyzf!
montana Myconis, DAlf.ch, Hifi- 1200.
u
r a i l
Ö2t
getjes van een Span hoog, die zyd*Takjes uit- IV /
geeven met een enkel Bloemptje, dat twintig ^fdubl»
en meer Straalblommetjes heeft., De Bladen zyn Hoofd,
niet minder Lymerig dan in de voorgaanden. STOK«
(4) Fynftraal met de onderJte Kelkfchubben
IV.
Erigeron
Sicuium,
. Sicili-
aanfeh,
* V. ,
fCarollniai
num.
J Karoli-
nifch.
* vr.
Canaienfe.
Kanadaafch.
los engrooier dan de Bloem;[de Bloemjlee-
len Bladerig.
( 5) Fynftraal met een gepluimde Steng en byna
eenzaame end - Bloemen; de Bladen L i niaal
effenrandig.
t<3) Fynftraal, dat de Steng heêft met gepluimde
Bloemen| die ftekelig zyn; de Bladen
Lancetvormig kanthaairig.
Êaar de afkomst zyn deeze drie gcbynaaind.
De eerfte munt door haare roodachtige Stengen«
: ca donker groene Bladen uit. Men vindtzeook
-v ’ V ! tc: . i n ;
I (4) Erigeron Squamïs Calycïnïs &c. GOUAN 'Monsp. 43g '
\ Hl N. 4. Conyza Skala annua
I J * stro - virentibus, t Cama rubente. B occ. Sic. <j2. r . &
t 4. Moris. III. S. ‘7. t . 20. f. 28-, Conyzat facies FI.
Vugs Aureaf. J. 48. Hiß . n . p. I049.
I V) Erigeron, Caule Panïmla to &c. Virga Aurea Caroline«.
1« 8cC.;DILL. Elth. 4 » . T. 30«. F. 394.
«SE 38. tt. CUf. 4of.' Gkon. P7rg. II. p, 122 <*»«
3nuua acns alba datier , Linariae folds. Moris .Hiß. m . s .
na i‘ r°‘ * B° CC‘ * * T‘ 46‘ virg« Aurea Virginia- I
ƒ lrnfuta Flore pallido. z a n . Hifi. L p.' 204. r . 78 n
* L l6s' N’ 2 3* Co«yaeUa. Dil l . Gi<s/, iso.Gen.
U» DeeLj X, Stub;,
i
r a