IV.
A fd e e l ,
x v iu .
Hoofdstu
opfiaande Trosfen, de Haauwen wederzyds
Jpits en naakt, de Blaadjes byna Liniaal•
k , In Oofténryk nam de Heer J a c q u in dee-
Tinmaa-ze waar > die'de Stengen maar een Voet hoog
niZe' hadt,met kleine blaauwe lang gcfteelde Bloempjes.
De Gefieufde uit Siberie, dat een hooge
geftrektc Plant is, brengt L i n n m d s , als ^fene
Verfcheidenheid , hier t’huis. Het Locris in
beiden glad; doch deeze laatfte heeft eenhok-
kige Haauwtjes zegt de Ridder, gelyk die van
het voorgaande Geflagt (* ) .
(6) Kootkruid mat een gejlrekte gladde Steng,
getrofie hangende Bloemen en driekantige
wederzyds gefpitfle Haauwen.
( 7) Kootkruid met een gejlrekte gladde Steng,
getrofie hangende Bloemen en Eironde dikke
, weder zy ds gefpitfie Haauwen,
Weinig verfchillen deeze’ , waarvan de eerf
le s
VI.
'Aftragalus
Galegiformis.
Driekantig
VII.
Chinenfts.
Chiaeefch.
JACQ_ Vind. 263. /3, Aftragalus fulcatus. Sp. Plant. lo6S.
phaca caulescen- Zipjn. Goett 142.
(*) Waarom dezelve dan daar toe niet betrokken , zon
men mogen vraagen en ik vind dat in de bepaaiihg niet.
De Ooftenrykfe , van Jacquin , hadt de Haauwen half ia
tweeën gedeeld, gelyk de Phac<e.
Aftragalus Caulescens ftriftus , glaber Scc. Aftr. Caule
erefto Paniculato Sic. H.'Cliff. 362. R Lugib. 391. Aftrag.
Or. altisfimus , Galegz fokis &c. Toü bnf . Cor. 29. Aftr.
Sylvaticus mont. procerior. Amm* Raib, 1S2,
C7) Aftragalus Caul. ftrift, glaber Scc, LlNN. Dtc. I. T, 3.
fte , zeer hoog van Gewas, met Bladen byna IV.
als die van ’ t Vlakkenkruid, aan T o u r n e f o r t a ™ j®J*
in de Levant voorgekomen, ook met een Steng Hoofd*
van twee Voeten hoogte in Siberie groeit: de5TBK*
andere is een Chineefche, in de Upfalfche Tuin
uic Zaad geteeld, en zo wel in Afbeelding ge-
bragt als befchreeven door den Jongen Heer
L i n n ^ u s , die aanmerkt, dat z y , uitgenomen
de zonderlinge ronde Haauwtjes, zeer veel de
voorgaande gelyke.
(8J Kootkruid met een opjlaande ruige Steng; A
geaairde Bloemen, die de Vlag eens zoonotrychis.
lang hebben en eenzaame Stoppeltjes. djsg“ aibla‘
Van de Planten,die Onobrychis zyngenoemd
geweest, de meeften tot het Geflagt van He-
dyfarum behoorende , is deeze de eerfte b y
C l u s i d s , die dezelve op veele Bergachtige
plaatfen, omftreeks Weenen en aan de Oevers
van den Donau,vondt groeijen. Zy hadt ver-
fpreide Stengen , deorgaans een Elle lang, en
fmalle Vinblaadjes, gelyk de Smalbladige Sibe-
rifche, welke hier ook is t’huis gebragt. De
Vrugten zyn langwerpig Hartvormige dikke
Haauwtjes.
O )
(?) Aftragalus Caulescens ere&us pubescens Scc. Phaca
Caulescens erefta fubhirfuta 8cc. Wil l . Ots. in . fi,
Aftragalus temüfolius. Sp. Plant. 10SS. Onobrychis fpica-
ta Flore purpureo. C. B. Fin. 3S°. Onobrychis prima Clu*
£ii. Pann. p. 7J2.
II» C m , x. Stuk,