IV. ben,) geen klein fieraad der Bloemhoven zulleö
A * ^ d c m * f e a .
Hoofd»
«tu k . P e c t i s. Kamkruid.
Dc Stoel is naakt; het Zaadkuifje Baardig -
de Kelk vyfbladig Rolrond; ’t getal der Straal,
blommetjes wederom vyf, volgens den Ridder *
in dit Geflagt, dat mooglyk van de Kamswy.
ze Haairtjes der Bladen zynen naam heeft*
Het bevat de drie volgende Amerikaanfche
Soorten, allen Jaarlykfe of Zaaiplanten, gelyk
de voorigen.
i. ( i ) Kamkruid met Liniaale kanthaairise Bla*
Kanthaairig.
(a) Kamkruid met Liniaale effenrandige van
PunBata onderen gejiippelde Bladen.
peid. ** C3 ) Kamkruid met Liniaale effenrandige 3we*
LiJ/oia derzyds gladde Bladen.
Vlafch- __
bladig, Dus
( i) Pedis Fol. Linearibui ciliatis. Syfl. Nat. XII. Gen.
96 tÜtti p. 641. Ain. Ac ai. V .p , 407, Jacobara
Fól. Sïlicis ad margines pilofls. Pu im. Sp. jo. U. j j i .
• 2*
(a) Pedis Fol. Lm. integere, lübtus prm&atis. Jacq.
\4mèr. H ifi. a i6 . T, 128. Chondrïlla Fol. anguftis et ad o-
tas pun&atis. Plum. Sp. 10. te. 86. f. 1.
(3) Pedis Fol. Li n. integere, atrinque lasvibus. Am. Ac ad.
V. p. 407. Tageies minor. Bkown. Jam. 319. Hietacium
Fraticofum, anguft. Giaminei* foliis, Capit. pat vis. SjloAN.
7 *ct. 113. Hift. L p. * ls. T. 149. f. 3.
Dus onderfcheiden zig deeze Soorten, die IV.'
allen in fmalbladigheid overeenkomen, en > ( zo Af *xEL*
het toefchynt, kleine Plantjes zyn. Het eerfte Hoofd-
heeft de Steng naauwlyks een Span,het Iaatfte,STl7K*
welks Bladen fmalst en Gras- of VIalchach
zyn, anderhalf Voet hoog. Van het Gejiippelde,
welk de Heer Ja c q u i n , by Karthagena in
de Westindiën , gemeen vondt aan de kanten
der Bosfchen , geeft zyn Ed. de volgende be>
ichryving.
,, Het is een Jaarlyks, teder, opgeregt Kruid,
„ van twee of drie Voeten hoogte, met gladde,
„ geftreepte , gegaffelde Takjes, en Liniaale,
» wederzyds verdunde,gefpitfte, effenrandige,
„ van boven gladde Bladen, die van onderen
geftippeld, aan den voet wederzyds gehaaird,
„ tegenover elkander, byna ongefledd, ander-
» half Duim lang zyn. De Bloemffeeltjes,
„ eenbloemig , eenzaam, byna zo lang als de
„ Bladen , komen in de mikken der Stengen
s, en ibmtyds ook in de Oxels der Bladen voort.
)> De Bloemen zyn zeer klein, vuilgeel, zonder
„ Reuk. Zy hebben v y f Tongblommetjes en
5> het Zaad, in kleine Hoofdjes vergaard, is
„ met twee Borfteltjes gekroond.” . Wylen de
Hoogleeraar J. B u rma n h u s hadt deeze tot
de Knautia betrokken gehad (* ).
C h r y -
(*) Deeze meermaals van my aangehaalde Heer, die den
weg tot de kennis der Kaapte en Oostindifche Planten door
«yne Kruidkundige Werken, gebaand , en buitendien , door
__ A a a het
‘ II. DFïX. x . STUK*