a64 D u b b e l b ro ede r ï c e K r o i d i ^
,._IY1. (9) Kootkruid fry«« opfiaande Stenq- A fd e e l . . . J s *
XVIII. geaairde Bloemen en opgeregte naakte ge-
H oofd. zwollen platachtig ronde Haauwtjes, met
*Tü* ‘ een omgebeogen punt.
Aftragalus
UHgino/us, In Siberie , dat als bet Vaderland der Aftra-
ias s' galusfen fchynt te zyn , die meest op hooge
drooge Gronden en Bergen voortkomen, vindt
men deeze op vogtige Velden , waar van zy
den bynaam heeft. De jonge Plant heeft de
Steng meer opftaande, dan de volwasfene.
c ** . 0 ° ) Kootkruid met een opfiaandeeffene Steng‘y
vu?n Ma‘ geaairde Bloemfieeltjss en Eyrond-cylin-
nifth!0li" drifche Haauwen, met den Styl gefpitst.
Deeze Karolinifche, die de Blöemfteelen van
langte als de Bladen heeft, de Bloemen groen»
achtig geel van Kleur, groeit in de Tuinen tot
twee en drie Ellen hoogte , volgens D i l l e -
n i u s . ’t Getal der Vinblaadjes is van zeven
en agt tot twintig paaren, met een oneffen end-
Blaadje. Tegen den avond fluiten zig deeze
Bladen paarswyze, en hangen nederwaards ,
welke beweeging, in veele Vlinderbloemige
plaats hebbende , van C o r d u s reeds in het
** Zoet*
f 9) Aflragalus Caulescens ereftiusculus &c. Gwel. Sib.
1V. p. 40. T . 17, 18. H. Ups. i i 6.
(10) AJlragalus Caul. ere&us lavis &c. Aftr. Flor, Ra-
cemofis. R. Lugdb. 391, Aftr. procerior non iepens. DlLL.
Elth. 4j. T. 39. f. 4J.
D ï A D E L P H l a. 265
Zoethout naauwkeurig opgemerkt, door L in- IV.
N e u s d e Slaap der Planten wordt genoemd (* ).
B. Met gebladerde verfpreide Stengen. stuk™"
(1 1 ) Kootkruid met verfpreide Stengen ,
Haauwen byna Rolrond gejpitst, de Blaad- Canaienjh.
jes omtrent kaal. dwfchV
D e e z e , die in Virginie en Kanada groeit,
heeft een Aair van groenachtig geele Bloemen,
waar op korte dikke Haauwtjes volgen aan
eene Heefterige bruine Steng. Van onderen
hebben de Blaadjes een zeer fyne Wolligheid.
(la ) Kootkruid met leggende Stengen, de EU*
Haauwen byna Klootrond, gezwollen, ge-stekeUg.
fpitst en Haairig.
In Ooftenryk, Switzerland, Italië , is de
Groeiplaats van deeze, die de Zaadhuisjes van
figuur als een Balzakje heeft en de Blaadjes
ftekelig. Zy wordt Wilde Cicers genoemd, als
naar dat Gewas gelykende.
0 3 J
( * ) Zie ’t I. D. I. Stuk van deeze K a tu o r ly fa R l f io r i e 3
bladz. ï , en U itg e zog te V ’.rhan d . V. Deei. , aan ’t begin.
(11) Aflragalus Caulescens diffufus &c. Gron. Virg. 107.
Aftr. Canadenfis Flore viridi -flavescente. Tournf. /«/f,416.
DlLL. Elth. 4«- T. 39. f. 4J, Dod. Mtm. T. 6j.
(12) Aflragalus Caul. proftratus &c. H. Ups. 226. GoUAJü
Monsp. 384. Aftr. Leg. fubglobolis Sic. H. Ciiff. 3S0. R.
Lugdb. 392. Cicer' fylveftre Fol. oblongis hïspidls ma jus. C.
B. jP»». 247. Cicer fylveftce. Cam. Epit. zos,