(2) Scorpioen * Staart met tweebl. Steeltjes; de
Haauwtjes uitwaards Jiomp gedoomd.
(3) Scorpioen Staart met byna driebl. Steeltjes
; de Haauwtjes uitwaards met afgezonderde
fpitj'e Doornen.
(4) Scorpioen - Staart met byna vierbl. Steeltjes
; de Haauwtjes uitwaards met geirep-
te fpitfe Doornen♦
SüDVUioja*
Ruigach- Alle deeze, in de Zuidelyke deeien van Eu-
tIS* ropa voorkomende; verfchillen weinig meer
dan hier gemeld is , hebbende allen Lancetvormige
Wortelbladen, gelyk die van het Haa-
zen - Oor , ongebladerde Bloemfteelen van een
half Voet hoog en de Zaadhuisjes digter of
ruimer gedraaid , fomtyds naar Rupfen gely-
kende ; weshalve de Franfchen het Kruid let
Chenille noemen, de Duitfchers Raupen-Kraut.
Misfchien zyn zy allen uit eene zelfde Plant ge-
fprooten.
Aë s c h y n o m e n e . Schaamkruid.
Van dit Geilagt, welks Kenmerken een tweelip
(1 ) Seorpiurus Fed. blfloris &c. MOBIS. ut:, f. 4. ■
(3) Seorpiurus. Fed. fubtrifioris &c. ft. Cliff'. 364» Ups.
233. K.'Lugdb. 383. Gouan Monsp. 381. Scorpioides Bu-
pleuri folio. C. B. Pin. 287. Scorpioides priui. Don. Pempt.
71. Lob. Ic. 4S7*,
(4) Seorpiurus Fed. fubquadriflon: &c. Gouan
SSl. JMOBIfS. Uts. f . 2+
A fdeel.
XVIII.
H oofds
tu k .
II.
Seorpiurus
M u r ie a ta .
Gedoomd.
III.
Suleata.
Geileufd.
IV.
üppige Kelk zyn, en een Haauw, die uit ge- IV,
knotte eenzaadige Leedjes beftaat; de twee xvuL “
eerfte Soorten onder de Boórnen befchreeven Hoofd-
hebbende * , plaats ik hier de volgende. 8^™*
( 3 ) Schaamkruid met een ruuwe Steng, *
Leedjes der Haauwen in 't midden rmw. iu.
, AZfcbyno-
(4) Schaamkruid met een flekelige S ten g d e 'ff f atf l '
Leedjes der Haauwen half Hartvormig; Ruuw.
gefpitfle Blaadjes en kanthaairige Blikjes. *C
f. Ameri-,
C5) Schaamkruid met een gladde Steng aftorn- kaaafch.
pe Blaadjes, de Haauwen aan d'eene zyde v.
dik, rond en ftomp, ooftindifch.
Van deeze drie is het middelde op Jamaika
waargenomen , de beide anderen in Ooftindie.
Het laatfte wordt Gajute - Struik genoemd, als
een Boompje o f Heeftertje zynde , met lange
Rysachtige Takken , de Bladfteelen met menigvuldige
Vinblaadjes als der Tamarinden;de
Bloef3)
jEfchynomene Caule Herbaceo icabro &c. H. Cliff".
36J. Ups. 233. Fl. Zeyl. 29*. R. Lu gib. 3S4. Mimofa
non Spinofa major Zeylanica. Bbeïn Cent. jr . T. J2. Raj.
Hiji. 982. ^
(4) jEfthynomenc Caule Herbaceo hispido &c. Hedyfa-
rutn. Caule hirfuto Miraof* foliis alatis.Sr.OAN. Jam. 74.
HiJl• I. p. 186. T. 118. f. 3. A 3 . Petr. 176). p. 321.
T. 12.
( 5) 'sfjcbynemene Caule Herb. l*vi &c. R. Lugdb. 3Sy.
Gajatus. Rumph. Amb. IV. p. 64. T. 24. Neli - Tali. Hort.
Mal. IX. p. 31. T. 18. BüKm. Fl. Ind. p. 170.
P S