394 S A M E N T E E L I C E K R U I D E N ,
IV. „ t o t een Sterretje gevorkt in allen; maar in
A?xxfl * J’ de tweede ftaan zy digter, zyn korter ende
H óófd- „ Bladen naauwlyks ingefneeden. Deeze groeit
STUK* „ flegts op Steenige of Kalkbergen, meest die
Vtefw-jvl- »3 aan ’t Zuiden blootgefïeld zyn. De derde
r> „ komt in de fchuinte der gemeene Bergen
„ voor: de eerfte op de Velden. Hierom bloeit
„ ook de tweede eerder , als op een warmer
„ plaats groei jen de , enz. Dewyl nu deeze
„ Planten in Ooftenryk overvloedig zyn , zou
s, men ’er gemakkelyk kunnen vinden , die
„ trapswyze naderen aan deeze Verfcheiden-
„ heden.”
Dat niet alleen de Grond, maar zelfs het
Land of Klimaat, een aanmerkelyk verfchü
hier aan te weeg brenge, zou men moeten op-
maaken uit de gezegde WaarneemiDg van den
Hoogleeraar de Gorter , die in Moskovie
het Kruid met Stengen van één tot twee Voeten
hoog, de Bladen in de laagfte Plantjes
meest gekerfd vondt, wederzyds ftekelig, doch
van de figuur der Borfteltjes o f Haairtjes m'et
fpreekt, beweerende dat de Zaaden een lang
Stammetje hebben , met een lang, vaal, gepluimd
Pluis gekroond , zittende op een vlakken
geftippelden Stoel ( * } ,
yin. (8) Paardebloem met den Kelk geheel opge-
ihunt re& ’ de Bladen getand en ruig, met zeer
Ruig. eenvoudige Borfteltjes. Dit
Flor. Ingr. p. u i,
($) Leontodtm Cal. toto eiett», Fol. dematis hirtis &c.
Qc-
S Y N G E N E S I A
Dit groeit onder de voorgaande in de Zuide- IV.
lyke deelen van Europa , naauwlyks een half
Voet hoog. fïe t heeft de Kelken minder fte- Hoofd-
kelig en byna glad, maar de Bladen zyn zeer8Tus*
ruig gehaaird. Ook is de Krans der Bloem v a n , ^ ^ 4
onderen niet groenachtig: het Zaadpluis gepluimd.
Deeze twee laatfte Soorten gelyken door de
enkelde Bloemftengen veel naar de Paardebloemen.
By Alexandrie in Egypte vondt de Heer
F orskaokl, een Leontodon asperum, welk
de Stengen byna ongebladerd , de Bladen Tands-
wyze Vindeelig, met ftekelige Borfteltjes , de
Kelken rappig , de Zaaden effen,'met een cenr
voudig lang gepluimd Zaadkuifje hadt. Ook
heeft hy, in de Woeftynen by K a iro ,een Soort
van dit Geflagt aangetroffen, welkehy Gefpitsi
Paardebloem noemde, en dus befcbreef (*%
Het hadt Stengetjes van een Span , Takkig
gevorkt, en hoekig, glad, groen. De Wortelbeden
waren Vindéelig ingefneeden , getand 9
gegolfd, met de Tandjes uitloopende in een
wit Spitsje. Aan ’t end hadt het twee Schubbige
Bloemfteeltjes, ieder met eene Bloem. De
Kelk
Ctepis Fol. Lanceolatis dentato - fïnuatis 5cc. Sp. Plant. I.
p. 7S9. Hieraciurn Dentis Leonis folio, hirfbtie asperum ,
inagiï et minus ladniatum. C. B. Pin. 127. Proir. 63.
Hier. parvum hirrmn Cäule aphyüo, ctispuós ubi ßecatma. J.
B. Hiß. 11. p. io j3.
(*) Pier. vEgypt. Arab. p, 144.
V . Deel. x . Stuk.
1 aqnaiis.