IV. ongeftamd Zaadpluis met de voorigen gemeen j
i » doch onderfcheidtzig, doordien de Meelknopjes
H oofd- van onderen in twee Borfteltjes uitloopen, De
s tu k . volgende Soorten zyn *er in bggreepen.
% ( i ) Alant met omvattende t Eyronde , rimpelige
iieknium. van onderen Wollige Bladen en Eyronde
Gewoon.] • Kelkfchubben.
Deèze Plant, die in grootte van Gewas uit-
jftutit, is het gewoone Helenium , anders ook
Bnula en Inuta genaamd , of Enula Campana,
gelyk het de Franfchen Enule Campane, dd
Engelfchen Elecamptme heeten. Mooglyk is de
Duïtfche naam , Alant- o f Galantmrtel, daar
van afkomftig. De Latynfche benaaming fchynt
dëri oirfprong aan te duiden uit Campanie, in
5t Zuidelyke van Italië. Niettemin is dit Ge-
tvas tegenwoordig door geheel Europa gena-
tufalïzeerd. In Sweeden fchynt het inlandfch
te iyn én G m e l i n fteltde Natüuriyke Groeiplaats
tusfchen de Rivieren Irtis en Oby in Siberië.
Dit kan men niét zeggen van de middel*
ftè deelen van Europa, en, hoewel men het in
Switzerland aan de: Oevers van fommige Mei*
ren
( i) Inula Fol. atnplextcaulibus Oratis :5cc; SyJÏ. Nat. XII.
Gen. ss6. V eS- XIII. p. «37. Mat, Md. 39*. Gort. Belg,
*4*. After Fol. ovatis rugofis &c. H. CU ff, 407. R. Lugib.
16«. Fl. Sutc. 69's \ 7j j . Gmel. II. p. i 7j . After omnium
maximus Helenium diftus. Tournf. In ft- 483- Hele-
niutu vulgare, C. B. Fin. *f?:‘ Helenium. 1)od. Pempt. 344»
CAM. Epit, 35. Helenium Sf inula. LOB. Ié. 574*
ren vindt, wordt doch getwyfeld, of ’t ’er we!
oirfpronglyk zy. By ons wordt het , gelyk in xx>
Duitfchland, Vrankryk en Engeland, overvloedig Hoofd-
inde Kruidtuinen en op Akkers, by E n k h u i z e n ™ ^
en Alkmaar , geteeld. 1 fuptrflay
T o t eens Mans langtehoog groeit dit Kruid,
dat Bladen byna als die van ’c Wollekrüid, meeï
dan een Voet lang, een half Voet breed, ovaal*
achtig, op de kanten gekarteld, van ónderen
Wollig heeft. De bovenden zyn kleiner en on- ,
gedeeld, de onderden hebben Steelen. De Steng
is dik en devig, regtopdaande, Takkig en gebladerd
, op den top zeer groote geele Bloemen
draagende , met Bladerige Kelkfchubben , die
omgeboogen zyn.
O f de Griekfche naam, in de Apotheekenbekend,
van de fchoone Helêna, dan van een Ëy-
land deezes naams afkomftig zy , kan . ik niet
beflisfen. Zou dezelve bok van de Maan, die
in ’t Griekfch Seleenee heet, in vergelyking met
de Zon, Helios, afgeleid kunnen worden. Men
vindt het woord Helenium gebruikt vöor Zonnebloem.
In, ’t wilde draagt het Kruid kleine
Bloemen, op een laage Steng, en heeft een
fchraalenWortel;daar hetzelve, ingoede Grond
gekweekt, den vermaarden Alantswortel uitlevert,
van ouds beroemd. Dezelve is groot , dik
en bruin, vaneenen bitteren KruiderigenSmaak
en niet van Reuk ontbloot. Veel Gommige deelen
bevat hy , die in 't Water fmelten en wei-
X x 4 . nig