IV. (|6) Slingerboon met tweebloemige OxelJleeU
“ tjes, Liniaale famengedrukte Haauwen
H oofd- en een rest Baardje aan ’t end.
STUK.
xvi. (17) Slingerboon met Liniaale Jlompe gefpitjle
Arifatusl Bladen , die glad zyn, van onderen ruig»
Gebaarde. achtig.
XVII.
^«adige. 0 8 ; Slingerboon met een gladde Steng, de
xvm. Bladfteelen ruigachtig , de Vleugels der
ïaTrfché“1* B>oem uitgehreid.
xtx. (19) Slingerboon met Eyronde jlompe Bladen,
^Regei-1" veelbloemige Steeltjes , era gelyke Bloem-
maatige. blaadjes in grootte en figuur.
De twee eerften van deeze komen in de
Westindiën, de derde in de beide Indiën, en
de vierde in Virginie voor ; welke laatfte lange
gezwollen Aairen heeft.
xx. ( to ) Slingerboon met een blyvende Steng, ge-
Ligno/us. > Jleel-
Houtige.
(16) Dolichos volub. Fedtinculis bifioris Axillaiibus &c.
( 1 7 ) Dolichos volub. Foliolis Linearibns obtufis macro-
natis See. Am. A ca d . V. p. 402. Dolichos hecbaceus minor.
BROWW. J am . 254»
( i t ) Dolichos volab. Caule glabro, Petiolis pubescenti-
bus See. BORM. Ft. Ini. 160.
( i s ) Dolichos volub. Foliis ovatis obtufis &c. Gron.Vtrgl
82 , 1 0 6 .
( 20) Dolichos Caule perenni, Fedtinculis capitatis &c.
Dolichos Caule perenni Lignofo. l i . Cliff. 360. T. *0. Fha*
feolus Xnd. perennis. EiCER. Carol. 36. Cacara. f, Fhafeo-
H H 9 H H H
i h d E L P H I A. 15 $
jleelde Hoofdjes - Bloemen en gefirekte L i - AJ j ^ .
niaale Haauwen. xvm.
Hoofd-
D e e z e , die overblyvende Houtige Ranken *TUk.
heeft, is een Gewas gelyk de andere klimmen- pecans
de Boonen, dat niet alleen in Oostindie, maar ^n<,‘
ook aan de Kaap der Goede Hope groeit. Ik
heb het van daar ontvangen als ook van Java,
alwaar men het Cacara noemt, een Maleitfch
woord, dat eigentlyk Boonen betekent, ge-
meenlyk Karkarren. Het wordt aldaar zeer veel
over Pricelen van Latwerk gelegd ; waar door
men ’er in de eerfte plaats den lommer van
heeft, ten anderen de fierlykheid der Bloemen ,
die paarfchachtig zyn en aan Trosfen voortkomen
, lang van duuring : ten derden de Haauwen
, die van grootte als een Vinger zyn- en
meestal groen gegeten worden als Erwtepeulen.
Ryp geworden zyn ze bruin en bevatten drie
o f vier rolronde Boonen van tweederleije kleur:
naamelyk zwart met witte o f geel met zwarte
Stippen en Plekjes. Men vindt ’er ook W it te ,
doch die maaken een andere Soort uit. In Amerika
groeit het ook en wordt van fommigen Z e -
venjaars - Boonen genoemd , als zeven Jaaren
agtereen bloei jende en Vrugtdraagende. Men
heeft ’er altoos Bloem en Vrugt aan, zo ryp
als groen, zegt R o c h e f o r t , aanmerkende
dat
g§|*
lus perennis. B.UMPH. Amh, V» p. 37?« T. 136. Eurm. F!»
Ind. i 6g.