go5 S a m e n t e e l i g e X r d i d e i ï .
I v ; Vinnetjes rondachtig agterwaards over elk
X ï f L’ kander; de Steng Wollig.
stuk™" D it Kandiaafche heeft de Geftalte van het
Owr««/%gemeene Duizendblad. D e Steng is W o llig ; de
Veduiyve- g ja(jen zyn Liniaal, eenigerraaate W o llig , ag-
terwaards over elkander le g g en d e : de Vin»
blaadjes Niervormig: de Bloemen wit. D it achtte
C. B a o h i n o s het echte Duizendblad van
D i o s c o r i d e s te zyn , wordende op Kan«
dia zelfs Myriophyllon geheten.
T r i n a x. Drieflip.
D e Stoel is in dit Geflagt KafHg, gelyk ia
de voorgaanden, maar het Zaad heeft een
K u if je , dat veelftraalig is , zonder Stammetje.
D e Kelk is Schubbig , R olrond: de Straalblom-
metjes zyn diep verdeeld in drie Slippen , ’t
welk ’e r , misfchien, den naam aan geefc.
h Maar ééne Soort komt in hetzelve voor
Tridax ,-jie uit Vera Cruz afkomfiig was (x'), Men
hem. heeft dezelve in de ClifFortfe Tuin gehad, een
Leggen . p ]antje Zynj e van naauwlyks een Voet hoog
met leggende Rankjes , die uit de Knoopjes
W o rte l fch o o ten , vervolgens zig opregtende ,
Draadachtig', met L e e d je s , wat ftekelig. De
Blaadjes
Millef. incanum Cretlcum. C. B. Pin. 140. Frodr. 72.
Millef. Creticutn. J. B. Hifi. HL p. 139.
(1) Tridax. Syfi, Nat. XII. Gen. 971. Ve^ XIII. p.647.
&■ Clif. 4ig. After Americamis piocumbens, Fol. laeiniatis
et hirfatis, HOUST. Mtf.
Blaadjes waren breed Lancetvormig, wederzyds IV.
fp its , gepaard, met eenige Kerfjes, het agter- afdeel;
Re zeer groot. Een eenbloemig Steeltje droeg HooFJC'.
een geel geftraalde Bloem, naar een After g e -s t u k .
Jykende en voorts als gezegd is.
\ Geflagt van Amellus onder de Heefters be-
fchreeven hebbende, komen wy tot dat van
E c l i p t A. Taanbloem.
Een naam van Rum p m u s ontleend, die
de eerfte Soort Eclipfis - Plant noemt , dewyl
de Bloemen, elk op zig zelve, als eene Zon - E-
c lip s , die men . Taaning no emt , voorftellen,
H e t heeft een Kaffigen Stoel , en geen Zaad-
k u ifje ; waar door het van deCotula verfchilt,
met wélke het anders overeen zou komen, we*
gens zyne vierdeelige Blommetjes op de S ch y f,
die ftrekken om het van de Verbefina te
onderfcheiden. De twee volgende Oostindifche
Kruiden zyn ’er toe betrokken.
f i ) ' Taanbloem met een epfiaande Steng, de l
Bladen aan den Voet neergeboogen, onge-
jleeld. Opftaand
( l) E c lip ta Caule erefto, Fol. bafi deflexis lèsfilibus. Syfi.
Nat. XIII. Gen. ï&aU p- «47- Mant. i%6. Verbeima a!ba.
Sp. Plant, ’ 1272. Mant. 4.7s, Eupatorioplialacion Balfamin*
foemina folio. DiLL. Eltb. 13*. T. n j . f . 137- Scabiofi Co-
nyzoides Amer. latifolia. Pluk. A lm , T. 109. f. I. Eclipta^
RUMPH. Amb. VI. T . 1*. f- I.
E e e 4*