A fdeel hangzeltje s [hebben ; de Bovenlip tweedesxvm.*
% i de Onderlip byna drietandig.
H oofd- -
stuk» Deeze voert den bynaam, om dat het Zaad
77e>!«MH-geftippeld is , en dé Bloemen zyn ook uit den
rooden en blaauwachtig paarfchen bont , de
Blaadjes Liniaal. Z y valt zo hoog niet als de
voorgaande , welke fomtyds meer dan een Elle
opfchiet. Deeze Wilde Lupinen groeijen in
Italië en de Zuidelyke deelen van Vraiïkryk, op
de Akkers, onder ’t Koorn.
Lu )ku v ygebooD met overhoekfe K e lk en , die
iir/utus. byhangzelt]es hebben; de Bovenlip tweedes*
Ru'8e* Ug9 de Onderlip drietandig:
Op de Griekfche Eilanden , in Provence en
in Spanje, is deeze gevonden, die weinig van de
voorgaande Soort, dan in het gemelde en in de
ruigte verfchilt. De geheele Plant, naamelyk,
is bekleed met rosfe Haairtjes, zelfs de Zaad-
peulen; de Blaadjes veerbreden naar ’t end en
zyn dus Spatelvormig ; de Bloemen blaauw-
achtig.
( 5)
cliff. 499. Ups» S67, Lupinus lylv. II. conuleo. C. B. Pin,
348* Lyp. fylv. Fl. purpureo Semine rotundo. J. B. Hifi.
Hiß. II. p. 291. Segetum fylv. Lup. Fl. cosruleo. Lob, Ie.
II. 'p. 64. GER. Prov• 490. ■
(4) Lupinus Cal. altcrnis appendiculatis &c. H. Cliff. 499.
Ups, Ï09. Lup, peregrinus major f. villofus coeruleus major.
C. B. Pin. 348* Prodr. 14g. Lup. exoticus hirfutisfi-
ïnus. J. B. Hifi. II. p. 289. Lup. lanuginofus Iatifolius hu-
oiilis, Fl. coetuleo - purpurascente , Stoloniferus. £haw. Afr»
$»i, GER. Pt tv, 491,
D l A D E L P H ï A. I2S>
( ï ) Vygeboon met gekranjte Kelken, die by- IV.
hangzeltjes hebben ; de Bovenlip tweedee- xviïl
ligt de Onderlip geheel- H oofdstu
k .
Van de voorgaande heeft deeze de Geflalte, v.
cn is ook geheel Haairig, maar heeft de Bloe- ^tfuL
men roodachtig wi t , met de Vlag in ’t middenHaailii*
rood, de Bladen Lancetvormig üompacktig»
(6) Vygeboon met overhoekfe Kelken , die vr.
byhangzeltjes hebben , de Bovenlip twee-^fff^0'
deelig, de Onderlip geheel* smalbladige.
( 7) Vygeboon met gekranfie Kelken, die by- vu.
hangzeltjes hebben ; de Bovenlip tweedes- 'Gedij.
lig , de Onderlip drietandig.
Grootelyks verfchülen deeze , waar van de
eerfte Smalbladig is en de Bloemen blaauw; de
andere breedbladig en dezelven geel heeft. Z y
worden beiden in de Bloemtuinen gezaaid, zo
wel als de meefte voorgaande Soorten , wild
gïoeijende ïu de Zuidelyke deelen van Europa.
Men
( s ) Lupinus Cal. veiticMl. appendic. &c. Lupinus psre-
giinus major, Flore vario. Herm. Lugdb» 385.
(6) Lupinus Cal. alternis appendic. 5eb. Lup. anguftifq-
litis coeruleus elatior. B.AJ. Hifi. 908. Lup. Fl. coetuleo mi-
More. Riv. Tetr.
( 7 ) Lupinus Cal verticill. &c, H, Cliff. Ups. K.. Lugdb.
3ör. Gouan Monsp, 3«i. Lupinus fylv- Flore luteo. C. B.
Pin. 348. Lup. Fl. luteo Sein. compresfo vario. J. B. Hifi»
II. p. 291. BARR. Icon. 1032. DOD. Pcmpt, J30. LOB. Ie»
H. 6%.