IV.
A fdeel,.
XXH
oofd-
STUK.
, xxu
Artsmi fia
JOracun'.u
las.
Dragon.
xxii;
Chinenfss.
Chineefch,
C» 0 Byvoet met Lancetvomige gladde effen«
randige Bladen.
Dit zeer bekende Tuinkruid, dat men byons
Dragen > in Vraukryk Efiragon, in Engeland
Tarragon noemt,en alom als een Toekruid over
de Slaa gebruikt, 'groeit natuurlyk in Siberie ,
zynde wel Reuk-, doch geenszins Smaakeloos.
Het Volk aldaar kookt het in Moes of Vleefch-
Pottagie. Het valt ’er met breederen Sappiger,
o f met fmaller en dunner Bladen. De eerfte of
onderfte Bladen heeft het dikwils in drieën gedeeld,
gelyk ik in een Tak daar van, my uit
Japan gezonden, waarneem, die volkomen met
den door G m e l i n afgebeelden ftrookt. De
Bloempjes, welke zeer klein en rond zyn, hebben
den Stoel naakt eu b e v a t ten »es Vrouwelyke ,
benevens twaalf tweeflagtige Blommetjes ( * ) .
(22) Byvoet met enkelde Wollige Jlompe Lancetvormige
Bladen ; de onderjlen Wigvormig
driekwabbig*
- In
( 2t) A r t em i f t * Fol. Laaceölatis glabris intègeriimis. H.
Cliff. 403. ups. ZJ6 Gmel Sib. II. p. lüö. T. S9 8c 60. F.
I . A&rotanum Lini folio actioii odorato. Tournf. /«/?. 459.
Dracunculu, Hortenfis. C. B. 98. Draco Heiba. DOD, Fempt.
709.
f j f j ToZZET. A p p . toS.
' f ï i ) A r iem if ia Fol fimpliribus tomentofis obtufis &c. At-
tem. Fol Radio, a Caulinis divetfis. Sib. lH. p.
T, 61. f. ' i , z. Abfinth. Marit. Sinarum Lavanduls folio
8tc. Fliik. Araalih. 3- F. 353. f. J. BUBM. Fl> Jnd, l 77y
Aba. Aïboiescens, Lob, Ie, 733.
ïn China en op Java niet alleen, maat ook in lV.
Siberie groeit deeze Soort, die uit een dikken x|ELd
Houtigen Wortel veele Stengen fchiet van een Hoofd*
EHe lang , aan den top met Bloempjes als d eSTÜI*
Alfem. Zy heeft een zwaaren Reuk en een zeer
bitteren Kruiderigen Smaak. De Stoel is kaal.
(23) Byvoet met enkelde Lierachtig uitgehoeb xxin.
te Bladen, hurkende Stengen en gefteelde Maderas-
eenzaame Kogelronde Bloempjes tegen de
Bladen over.
In Indie aan de Ganges, zo wel als by Ma-
drasf aan de Kust van Koromandel, groeit deeze
byzondere Soort, die in Loof zeer van de
anderen verfchilt, als hoekig uitgefneeden Bladen
hebbende en eenzaams Rioeiupjco, naar die
van Kamille gelykende , vry grooter dan in de
gewoone Alfem, geel van Kleur. De Wyfjes
rand - Blommetjes zyn driedeelig, met een dunner
gegaffeld Styltje ; die van de Schyf twee-
flagtig met een enkelden Styl.
(24) Byvoet met Wigvormige uitgegulpte Bla- xxrv:
den y hurkende Stengetjes en ongedeelde
Qxelbloemen»
In '
fz3) Artemi/ia Fol. fimpl. ï.yrato-fimiatis &c. Bijrm. Fl,
Jr.d. 177. Abfinth. Maderaspatanum &c. ïum . Amalth. 3»
T. 3J3» f- 3. Abs. minus odoratura Gangericum. Plue, Alm.
3, T. 1. f. a. Nelampata, Hort. Mal. X. p. 97. T. 49.
(14) Artemijia Fol. Cuneifoimibi« lepandis &c,
Fl. Jnd. p. 177« 2*. 38. f» 3.