IV. met breeder of fmaller, langwerpige o f ronde,
*xx. ‘ geheel effenrandige o f gekerfde Bladen naar de
H oofd- Groeiplaats. In Europa niet alleen, en in Rus.
stuk. janc] j maar in Siberie, tot op ’t Beerings-Ei-
reeiwyve-hüd, is dit Kruidje waargenomen, dat aldaar
ry' in July bloeide. Het heeft op de Bladen fomtyds
zeer veel, fomtyds weinig o f in ’t geheel,
geene ruigte. De Steng i s , naar de Verfchei-
denheden, o f naar den Grond , waar in het
groeit, van een Handpalm o f een half Voet tot
tweeVoeten o f een half Elle hoog. De Vcrfchei-
denheden zyn zeer duidelyk afgebeeld door
T a b e r n ./e m o n t a n u s , die dit Kruid Buch-
kphly dat is Beuken-Kool noemt, en ’er , inwendig
, een byzondere kragt tegen Longe-
Kwaalen aan toefchryft, en uitwendig tot hee-
ling van Wonden. Hierom werdt het zelfs
Gulden Longekruid geheten. Het geeft Melk,
en heeft een famentrekkende hoedanigheid,ge»
lyk andere Soorten van dit Geflagt.
Mycpho- Zonderling is nog dit Kruid, wegens zekeren
” i ; isdiat.tuigen Knobbel, van gedaante als een Muis,
gend. die gezegd wordt aan hetzelve'te groeijen, en
weshalve het Myophoron van fommigen is genoemd.
Gedagte Autheur hadt ’er veel naar
gezogt, doch nooit die Plantmuis gevonden.
Z o f z y voorkomt, dan is zy veroirzaakt door
Gall-Infekten (* ).
(2 0 )
(*) Eft Galla ab InfeSis jjenerata, Fl. Suee, H. p. *75»
Fum.
S Y N G X N B S I A . 4 0 ?
. (co ) Havikskruid mei een gepluimde Steng; IV.
de Bladen omvattende, getand en glad; de EL’
Kelken Stekelig. H oofds
tu k .
In Moerasfig.t Bosfchen der Noordelyke dee- xx.
len van Europa, en,zeer overvloedig in West-
gothland, is door L 1 n n je. u s deeze gevonden J am' „
die door het gezegde van de andere verfchilt,
doch ’er anders zeer naby komt; zo dat b e t,
gelyk zyn Ed. erkent, wel eene Verfcheiden-
heid kon zyn, uit de verfchillende Groeiplaats
gefprooten. Een dergelyk Havikskruid vondt
de Heer H a l l e r in Switzerland, met de
Steng twee Ellen hoog, fomtyds op Moerasfige
plaatfen, doch ook in ’t Gebergte (*).. Hier
mede acht zyn Ed. dat overeenkomftig, ’t welk
de Heer G meli n afbeeldt, als aan de kanten
der Berg - Bosfchen van de Rivier Jenifea
in Siberie voorkomende, en aldaar de geheele
Maand July bloeijende. Doch de Ridder heeft
dit tot de volgende Soort betrokken.
( s i )
Faun. Suee. I. N. 950. Rupp. Jen. HALL. p. io i . &c. Zie
deeze N a tu u r t je H ijle r ie , I. D . XII. Sto k, bladz. n j -
117.
( ï . ) Hieracium Caule Faniculato Sec. GORT. Belg. 224.’
Ingr. 123. F l . I.App. 285. F L Suee. <38,702. Hieracium
Cichorei fo'io. I t . IV g o tb . 32. Hier. Mont. latifol. gla-
ferum minus, C. B. Pin. 129, MoKil. Hifi. III. p, S.
T. J. f. 47.
(*) HfcLV. Inde ut. p. ïji.