IV.
A fdeel
XX.
Hoofd»
«rus*
In de beide Indiën komt dit Kruid voor *
' en zo wel in Virginie ais te Suriname is h e t
gevonden. H e t vérfchilt van de Eupatorium en
Bidens, daar het in Gefralte naar zw e em t, door
ongepluisde Zaaden en van de Santolina-, zo door
gepaarde Bladen te hebben , als doordien de
Bloemen niet uit den tpp alleen groeijen en dat
de Hoofdjes geftraald zyn. Dit laatfle is echter
naauwlyks merkbaar , wegens de witheid der
Blommetjes en de ongemeene kleinheid der g e nen
die den om trek beflaan. Hierom was h e t
Witte Verhefma van den Ridder geheten. O f
P l a n e r het des wegen Mehlblume getyteld
h e b b e , is my duifter (*). De laDgdraadige
naam, dien ’er V a j l u .n t aan g e e ft, door
D i l l e n l u s o v e rg en om en , en Kaal Boel-
kens - Kruid betekenende , wegens de kaal«,
heid der Zaaden, is zeker ver gezogt.. B o e r .
h a a v e fghynt h et m et den naam van Surinaam»
fe Santolina , die gepaarde Bladen van Chatn©-
nerioD , een minder Schubbigen Kelk, witte:
Bloemen en hoekig genaveld Zaad heeft A bedoeld
en taamelyk befchreeven te hebben.
D e eigentlyke re d e n , dat dit Kruid.een getaande
Zon zou affchetzen, wordt door R um-
phi us niet ckjidelyk verklaard. Hy fpreekt.van
een groen Heuveltje in ’t midden der Bloem,
met zeer* kleine w itte Blommetjes omriDgd;
maar als. de Blommetjes afgevallen zyn , zegt
Lïkn. Qatt. eter Pflemxen> Gottha. 1775.
h y , wordt dat Heuveltje zwart. Voorts meldt IV.’
h y , dat de gewreeven Bladen een zwart Sap
g e ev en , en derhalve gebruiken het de Indiaanèn Hoofd»
tot zwartmaaldng van het Haair. D e gedroogde -tuk.
P lan t, zegt hy , wordt ook zw a rt, *t welk ik
in myne Exemplaaran daar van, uit Oostindie
ontvangen, waarneem.
m Taanbloem met een leggende Steng, de Ir; ’
Bladen eenigermaate gegolfd en een wei* projirata.
nig gejleeld. Leggend,
Volgens den fchranderen D i l l e n iu s , die
deeze , uit Zaad van Kormandel, ook in de
JSlthamfe Tuin by Londen geteeld h e e ft, was
dezelve van Gewas wat kleiner, Takkiger, en
hadt de buitenfte Stengetjes , zo wel als de
T a k je s , op den Grond leggende o f neergeboo**
g e n ; de Bladen korter , donkerer o f niet glanz
ig , zynde over ’t geheel ruiger. D e Steeltjes
der Bloemen , die zeer kort waren , bleeven
zodanig to t aan de rypwording der Zaaden to e ,
daar zy in de andere na ’e bloeijen langer wier-
den, gelyk Rump m u s ook opgemerkt heeft.
Voorts warende Bloemen wit en kwamen twee
aan
. (2) Eclipta Caale proftrato, Fol. fubundulatis fubpetiola-
.tis. Mant. 28S. Verbefina proftrata. Sp. Plant., is s . Mant»,
475. Enpatoriophalacron Menthse Arvenfis folio. VAlLt.
Mem 1720, Dil l . uts. f. 13S. Chryfanth. Madeuspatanuiu
&c. Pluk. Alm. 100. T. 118. f. s.
E e e 5