iV. die ik eerst dagt de Tolkelkige te zyn ; doch ,
AExxfL' t»y nader onderzoek , bevind ik dezelven , en
H oofd- ten opzigt van de Bloem en ten opzigt van het
STUK. LoofJ aanmerkelyk te verfchillen: terwyl z y ,
? X jw - ewegens de geftraalde Bloem,niet tot het Herts-
hoornige behooren kunnen en van het laatfte,
dat volgens B e k g i u s een gefchubden Kelk
heeft, ook in andere opzigten afwyken ; hoewel
zy wederom daar mede overeenkomen, doordien
de Kelkfchubben rappig gevliesd zyn, en
zeer , wat de Bloemen aangaat, ihooken met
het gene by S e b a is afgebeeld.
x. Ik geef de Afbeelding van dit Kaapfe Kruidje
zeé*7*' m Fig' 4 » °P LX IX , onder den bynaam
kleine. v an Zeer kleine: want de Steng bereikt, op ver
naa , geen Span hoogte , gelyk die van de voo-
rige Kaapfe , en komt by de hoogte der T o lkelkige
nog minder te pas, wanneer men ’t ge-
heele Kruid neemt. Uit een Worteltje, dat zig
in Vezels fcheidt, geeft het Hertshoornig zeer
fyn verdeelde Blaadjes , die een Plantje maa-
ken, welks Stengetje om laag bezet is met gevinde
Blaadjes, van dergelyke fynte. Dit komt
met geen der beide gemelde Soorten overeen.
De Blaadjes en het Stengetje hebben een zeer
fyne Haairigheid. Boven verbreedt zig hetzel-
v e , en maakt dus een Tolachtig voetftuk van
de Bloem, als beftaande uit Sleufswyze Afdee-
lingen, met Strookjes allengs verbreedende,tot
dat zy de Blaadjes worden van den Kelk, welke
omgekeerd Hartvormig zyn. Z y hebben een
bree*
breede Vliezige tip , buiten welke de Straal- IV.
blommetjes, met haar Tongetje* aanmerkelykAk®^eL*
uitfteeken. Gedagte Kelkblaadjes ichieten z y -Hoofd-
delings een weinig over malkander , doch zynSTUK*
van gelyke hoogte. Zy bevatten een menigte'
van zeer kleine Blommetjes, die my fcheenen
in vieren gedeeld te z y n , en de Straalblomme.-
tjes, wier getal ook redelyk groot is, hebben
een Pypje, waar in ik naauwlyks Vrugtmaaken-
de deelen kon befpeuren , zynde aan *t end
rondachtig getipt. Van ’t Zaad heb ik opgemerkt,
dat hetzelve zig als in een Vliezig Kasje
bellooten vertoont, zonder Kaf of Pluis.
Het onderftuk o f de voet van den Kelk heeft
nog blyken van dien blaauwachtig witten Waas-
fem, welke de Tolkelkige Koedille verfiert: zo
dat dit Kruidje naast aan die Soort zou komen.
Misfchien is het , 'gelyk meer andere Kaapfe
Planten waarfchynlyk maaken, uit een Over-
fpelige bevrugting gefprooten.
A n a . c y c l u s . ' Ringbloem.
De Bloemen in dit Geflagt een Ringetje om
de Schyf hebbende , is daar van de naam ontleend.
De Blommetjes zyn door Kafjes van el-
kanderd afgezonderd: het Zaadkuifje is uitgerand
en de Zaaden hebben Vliezige zyden. Het
bevat de vier volgende Soorten.
II. Deel. X. Stok.
CO Ring
PW mm m m m m iW- m m