IV. Stoppeltjes efenrandig; de Haauwen byna
^ xviii** regtopjlaande•
6tuk.D* Uit Bengalen is deeze, volgens H e r m a n *
Tienman*Nus , afkomftig, die men, wegens de hoogni£
e' roode Kleur der Bloemen, tot lieraad der Tuinen
nahoudt; maar G e r a r d merkt aan, dat
T o u r n e f o r t weleer dergelyke op de Hie-
rifche Eilanden, by Toulon, heeft ingezameld.
Het is een Jaarlykfch Zaay - Gtewas, welks
Steelen veele Bloempjes, over ééne zyde, draa-
gen, en Haauwtjes als Erwte.- Peulen, bruin, met
eene witachtige Haairigheid en zwartachtige
Zaadjes, een weinig kleiner dan Peperkorrels.
( io ) Vitfen met ongejleelde Haauwtjes, die
o verend Jlaan, meejl twee by elkander in
de Oxels der Bladfteelen: de Blaadjes
ftomp: de Stoppeltjes getekend.
D e tamme Wikken, die men tot Beeften-
Voeder in verfcheide Landen zaait, verfchillen
van de zelfde So o rt, in de Bouwlanden door
geheel Europa,als ook hier in de Nederlanden,
van zelf voortkomende, zo de Heer Ha l l e r
aanmerkt, eenigermaate; als welke de Blaadjes
bree-
' (io) Vicia Legum, fesfilibus fubbinatis erecHs &c. Vicia
le g . eteftis, Petiolis polyphyllis &c. H . Ups. u g . GouAn
Monsp. 371. R. Luyib. 3«5. Gort. Belg. 208. Fl. Saté.
601, 6 s 4. Oed. D a n . 522. Vicia fativa vulgaris alba, Semi-
ne nigro et Sem. xotundo nigto; item acutiore Folio. C. E.
Tin. 344 , 34j. Vicia anguftifolia. Riv. Tetr. DlLL, dpp- 47«
Ciacex prinaum genus. Dod. Pewpt, 54*. ■
X.
Vicia
fativa.
Tamme.
breeder en de Steng Takkig heeft: doch zulks IV.
kan uit de kweeking ontftaan. Meer onderfcheid
baart de grootte en Kleur van ’t Z a ad , dat xviij.
doorgaans zwart 9 doch ook fomtyds wit is. ’ t 8TÜK*
Gewas onderfcheidtzig door Blaadjes, die meer dr? ecan’ .
o f min Wigvormig , dat is aan ’t end breeder
en aldaar in de uitranding met een puntje voorzien
zyn. In de'gezaaide komen deeze Blaadjes
fomtyds Hartvormig voor; daar zy in de wilde
dikwils zeer fmal en byna overal even breed
zyn. Ik heb zodanige veranderingen van dit
Onkruid uit Japan bekomen.
In ’ t wilde groeijende, is het een groot bederf
voor ’t Koorn, niet alleen de jonge Scheuten
verftikkénde doorzyne (hengelende natuur,
maar ook door zyne vermenging onder’t Graan
hetzelve gebrekkig maakende. Hier van heeft,
buiten twyfel, de Latynfche naam Vicia, dien
men in ’t Italiaanfch Veccia; in ’t Franfch Ve-
che of Vesfe , in ’t Engelfch Viche o f Vetch
vertolkt h e e ft, zo wel als ons Vitfen, zynen
oirfprong. Het Duitfche Wieken , dat wy in
Wikken hebben overgenömen , zal misfehien
van de omwikkelende Ranken afgeleid zyn.
Men noemt het in Engeland ook Tare, en in
Brabant Krok, volgens D odonj i u s ; ziende
dit zo wel op deeze als de andere wilde Wikken,
welke veele Bloemen Troswyze aan lange
Steelen draageD. Deeze hebben ’er doorgaans
maar twee, die van langte als de Blaadjes zyn
en
II, Deel. X. Stuk.