IV. ongefteeld, de Zaaddopjes van boven rimpelig
en op zyde getand.
H oofd In Arabie vondt de Heer F o r s k a o h l eene
«tuk. Soort, die hy Berg-Maluwe noemt, met eene
Atablfche*leggende Steng, vyfkwabbige , Zaagtandige ,
Pluizige, zagte Bladen,en geknopte ruige Kcl#
ken in de Oxelen.
xii. ( «2) Maluwe met een hurkende Steng , HartttmüftUa'
vormig ronde flaauw vyf kwabbige Bladen
Rondbia- en de vrugtdraagende Bloemjteeltjes neer•
geboogen.
sni. 0 3 ) Maluwe met een opgeregte Kruidige Steng;
zevenkwabbige Bladen; Haairige Bloem en
Bladjteelen.
Deeze twee maaken de Gemeene Maluwe o f
Kaasjes-feladen ui t , die in onze Nederlanden,
zo wel als door geheel Europa, t’over bekend
zyo. Men onderfcheidtze in Kleine en Groote,
die in de zelfde Grond haare verfcbillendheid
behouden, nietiegenftaandede Kleine meer voorkomt
(12) Malva Caule proftrato , Fol. Cordato - orbiculatis
&c. Mat. Mei. 339. Gokt. Belg. zoo. Gouan Momp. 347.
U. Ciijff. 347. R. Lugdb. 3jö. HALL. Helv. 363. Gkon.
Virg. 79- Malva fylv. Folio fubrotundo. C. B. Pi». 314,
Malva fylv. pumila. Don. Pempt. 633. Repens pumla. Lob.
Jc. 6j2.
(13) Malva Caule erefto Herbaceo &c. Gokt, Belg. 201.
Gouan Mtu%p, 343. &c. Malva fylv, procetioi. Doo. Pempt,
£•5 3 • M. fylv. procer. vulgaiis. Lob. Ie, 630,
komt op dorre drooge Steenachtige plaatfen,
en de Groote meer in Bosfchen en Velden, in XVu,
het Gras, Het onderfcheid.is boven aangewee- Hookd-
zen. Meest openbaart zig zulks aan de rondbeids™ ^
der Bladen in de Kleine, die de Bloemen k le i -^ ,
ner en bleeker heeft, Deeze groeit insgelyks in
Noord-Amerika. Van de Groote heb ik een
Monfter uit Japan bekomen, aan de hoekigheid
der Bladen, die echter meest vyfkwabhigzyn,
en aan de ruigte der Stengen en Bladfteelen kenbaar.
Zelden vindt menze zo diep verdeeld, als
A dmiraal die afbeeldc (*). De figuur der Zaadhuisjes,
om welke men het Kaasjeskruid noemt,
js zelfs den Kinderen bekend. In ’t Franfch
wordt het Mauve, in ’t Eogelfch Mallows, in
*t Hoogduitfch Pappeln geheten.
De Ouden hebben eenige Soorten van dit Kruid
tot Moes gebruikt, gelyk nog tegenwoordig
plaats heeft onder de Oofcerfche Volkeren, Het
is ’er niet onbekwaam toe, doch wat laf van
Smaak , als vervuld zynde met een Slymerig
Sap, ’t welk de Maluwe tot de zelfde oogmerken
als de Heemst dienftig maakt. Het Afkook-
zel der Bladen verzagt alle Scherpheden, zo op
de Borst als in de Waterwegen en in het Ge*
darmte, Derhalve worden de Bladen dikwils
in Klyfteeren gebruikt ep de Konferf der Bloemen
is ook niet te veragten. In Pappen worden
de Bladen tot verzagting en rypmaaking opgelegd,
Men neemt daar toe gemeenlyk de Rondbis
»
(*) Verandering, der Infekfen. Araft. 1774. ïl. IV.
II. Deel» X. stuk»