IV.
A fd eel .
XV11I.
H oofds
tu k .
vit.
Medicego
Luputina,
Koppige.
VUL
jliaritut•
Z c tic a iv s .
324 D ü'BB iLBROEDlRIGE K r OIDEK.’
(7) Rupsklaver met ovaale A m e n * N ie r ach-
tige eenzaadige Haauwtjes en hurkende
Stengetfes.
f8) Rupsklaver met getroste S t e e l t je s , Slak-
hoornige gedoomde Haauwtjes en een hurkende
Wollige Steng.
Deeze vier Soorten behooren tot het Kruid,
^at men in ’t Franfch L u z e rn e , enby ons Ru ps -
klaveren noemt. De eerfte komt voort in de
Zuidelyke deelen van Europa, de laatfte aan
de Oevers der Middellandfche Zee , doch de
twee middelfcen groeijen in ’t wilde door geheel
Europa , zelfs in Sweeden en in Vriesland op
de Koornlanden, in de Weiden en aan de Wegen.
In Switzerland zyn deeze twee zeer gemeen
en men achtze weinig minder dan de
eerfte , wier Teeling federt eenigen tyd groo-
telyks is aangepreezen (* ). L ob el maakte
"er reeds gewag van , onder den naam van
Bargoens H o o y , in Provence L ä u fe r de genaamd
, en zeg t , dat het uit Medie in Griekenland
en Italië gebragt z y , waar van hetdea
naam
(7) Meihago Spiris ovalibus &c. GOBT. Betg. n ï . GOÜAli
■ Monip H. Clijf. R. Lugdb. &c. GaoN. Virg. :io. Trifolium
Pratenfê luteum Capitulo brevioré. C. B. Pin. 318.
(%) Medicago Pedunculis Racemofis &c. H. Cliff. R.
Lugdb. G o d a n Monp. Scc. GRON. Or. zjo. Trif. Cocli-
leatum maritimum tomentofum. C. li. Pin• 3*9* Medica
Marina. C l u s . Hiß. II. p. 243. Lob. Ie. 11. 38.
(ß) Zie het Werk oren den Nieuwen Landbouw, by F»
Hoüttuyn uitgegeven; IV. stok, bla«lz. r j j j cnz .
naam als Herba Med ica , dat is Medifch Kruid, IV.
zou hebben bekomen. ^xvm^
Hoe ’t zy , het was den Ouden zeer bekend Hoofd-
als een uitmuntend fieeiten - Voeder , dat menSTUK'
zestien maal in ’t Jaar kon afmaaijen , volgens i J & T * '
P allaoius. In Perfte bevondt O l ea -
r i d s hetzelve de voornaamfte Leeftogt te zyn
van de Paarden. In Spanje werdt het, ten zelfden
einde, ock veel gezaaid en niet minder in
Langucdok en Provence , of ook in Bourgon-
die en andere deelen van Vrankryk. Wegens
de ongemeene voedzaamheid en dat het ver-
febeide Jaaren overblyfe , wordt het ook wel
S a in fo in , dat is Gezegend Hooy, zo wel als
de Haanekammétjes voorgemeld * , geheten en * Black,
daar mede verward. Drie of viermaal ’s ja a r s 24”
kan men het in Vrankryk afmaaijen en dus levert
het veel Hooy uit: doch heeft dit gebrek
dat de Beeften zig, zonder iets anders daar b y ,
*er aan te barften zouden eeten. Ook vereifchc
h et, om te flaagen , een vetten wel gemesten
Grond , waar aan het in veele Landen ontbreekt
(*).
.Deeze Kruiden hebben een Klaverachtige Ge-
jftalte en gtlyken veel naar de Meliloten, De
eerfte of echte Rupsklaveren groeijen onge- -
vaar een Elle hoog, en hebben paarfchachtige,
de anderen gecle Bloemen. De tweede en derde
(*) HALL» Helv. ineboat. Torn. I, p. 166,