i y G B K S s ï -Av m
W'igvormig. De vierde maakte een Heefte- IV*
rige , met geele Bloemen, uit.
(23) Droogbloem, dat 'Kruidig is, r n e tL a n -^ ^ '
ceivormige Bladen , de onderften Jlomp; xxnr.
' een famengefielck fr o s en zeer eenvoudige
Steng. narium.
Zandig.
s Gp Zandgronden, in fommige deelen van Eu* ^xnu
ïop a , komt deeze voor , welke het zal. zyn, i%.
daar H a l l e r van fpreekt, wantfeer hyzegt,
de Stoechas 'citrina, op de Zandvelden in Duitfch-
land zo gemeen , is nog niet in Switzerland
gevonden. G o ü a n maakt ook van deeze
■ Breedbladi’ge geen gewag, maar in Duitfchland
komt zy zo veel voor, dat menzè Buitfche ge*,
noemd vindt* Z y groeit door geheel Siberië
op opene Velden, volgens G m e l i n , die
’er dus van fpreekt.
3» De hoogte fpeelt tusfchen een half Voet
sï en een Elle. In de hoogere Plant is de Tros
3» zeer groot en zeer Takkig, in de laagere
meer famengetrokken en zo digt , dat men
i, de Takjes niet dan met oplettendheid kan
it zien. De Kelken hebben eene Goudkleur, doch
>i’ vallen fomtyds ook bleek Citroengeel.”
Voorts
(23) Gnhphalium Herb. Fol. Lanceolatis &c. Mat, Mei.
3*9. Fl. Suee. C74 , 73g. Kram. Auftr. 245. Gmel. Sib.
il. p. 107. Elichryfum f. Stoechas citrina Jarifolia. C. B.
Pm. 164. Stoech, Ciüina Germ. latlore foüo, J. B. Hift.UJ,
f. IJ 3-
% Deel, X» stuk,