IV* heefc noen ’er een Steenbreekende kragt aan toe-
^xvnu** gefchreeven.
H oofd- De Geflagten van L ip a r ia , C y t ifu s , Geoffroya»
«■ u k . R o b in ia , Colutea , reeds onder de Heefters be-
T 'tman' fchreeven zynde, komen wy tot dat van
G l y c y r r h i z a. Zoethout,
Een Kelk met twee Lippen, de bovenfte in
drieën gedeeld en een Eyrond famengedrukt
Haauwtje, maakt de byzondere Kenmerken uit.
Het wordt in de drie volgende Soorten onder-
fcheideni.
( i ) Zoethout met gedoomde Haauwtjes enge-
zaectirM- Jloppelde Bladen j het endelings Blaadje
& d „ o „ d .
In Apulie, op den Berg Gargano, als ook in
Woeftynen van Tartarie, heeft men deeze ge;
vonden, die van haare ruige o f gedoomde Zaad-
hoofdjes den bynaam heefc. In deeze zyn de
Haauwtjes, zo wel als de Bloempjes , tropswy-
ze aan 't end der Stengetjes vergaard. Z y heeft
de Wortels ook lang en fliertig, geelachtig van
Kleur, zoet en eenigszins wrang van Smaak ,
byna van de zelfde hoedanigheid, als die van
’t
f i ) G ly z y r r h i z a Legum. echinatis , Fol. Stipulatis &c.
Syfl, Nat. XII. Gen. 882. p. 49c. Veg. XIII. p. 557. R.
Lugdb. 356. H. Ups. 13°- GOUAN Monsp. 376. Glycyrrhizï
Capite echinato, C. B. Pin. 351 Dulcis Radix. Cam. Epbt.
423. Glyc. vera Dioscoiidis. Dod, Pempt. 341.
D I A D E L P H I A . alp
*t gemeene Zoethout. Van deeze, die aan D ,ï* IV .
oscoRiDEs bekend was, is de Griekfche naam xym1*
G ly cy r r h iza , dat Zoete Wortel betekent, a f-Hoofd-
komftig. De Bladen zyn gevind, en hebben den5TUK*
gemeenen Bladfteel gézoomd, de Blaadjes Lzn-drP eean'
cetvormig Eyrond , met Degenvormige Stoppeltjes.
(2) Zoethout met gladde Haauwtjes ; geen i r . "
Stoppeltjes, het endelings Blaadje geJkeld^Il^/aZ-a'
Gladde.
Dus onderfcheidt zig duidelyk de Plant van
het Gemeene Zoethout, die van de gladheid der
Haauwjes den bynaam heeft. In ’t wilde groeit
zy in de Zuidelyke deelen van Europa , wordende
by ons en elders, in menigte, om de W ortels,
voortgeteeld. De Vinblaadjeszyn Eyrond;
de Bloem- en Vrugt- Aairen langwerpig en niet
digt getropt.
De dunne lange voortkruipende Wortelen,
die naauwlyks uit te roeijen zyn , van buiten
bruin, van binnen geelachtig, maaken groen o f
gedroogd een voornaam Borstmiddel uit. Men
noemtze in ’t Latyn Liquiritia, in ’t Engelich
Liquorice , in ’t Franfch Reglisfe. Z y ftrekken,
zo wel als het verdikte Sap o f Afkookzel, Drop
van Zoethout genaamd , in veele vermengingen
en
(z) Glycyrrhiza Leg. glabris , Stlpulis nullis.' Mat. Med.
SÖ2. H. Clijf. 490. R. Lugdb, 386. GOUAN Mcnsp. 377.
Glyc. Siliq. & Germanica. C, B. Pin. 3$z. Glyc. vulgaris,
Dod. Pemptj 341.