de overige deelnemers hunne dagboeken en aanteekeningen ter
beschikking van den opsteller van dit verhaal gesteld en heeft
hij hieruit zooveel geput, als met de wenschelijke beknopthèid
vereenigbaar was.
In de eerste plaats heeft hij getracht hét officieele rapport
van den Heer IJzerman in zijn verhaal te verwerken. Het is
overal woordelijk aangehaald, waar zulks mogelijk was, en
dezé aanhalingen zijn door het teeken: R. IJ. kenbaar gemaakt.
Verder stonden den öndergeteekende ten dienste:
i?. Een zeer uitvoerig reisverhaal van den houtvester 2e klasse
S. H. Koorders, bewerkt naar diens talrijke aanteekeningen,
dat op ettelijke plaatsen woordelijk is aangehaald.
2°. Het dagboek van den rstcn Luitenant van den Topogra-
' phisehen dienst L. A. Bakhuis, waarin deze bijna elken avond
de gebeurtenissen van den afgeloopen dag heeft opgeteekend.
3°.- Een kort reisverslag van den Ingenieur der Staatsspoor-
wegen op Sumatra, André de la Porte, omtrent zijne tochten
van Siak naar Langgam en Pelalawan, waar hij de eigenlijke
expeditie met levensmiddelen opwachtte. Dit stuk’ is met een
rapport van den contrôleur I e klasse Fokker tot een afzondef-
lijke reisbeschrijving verwerkt.
4°. Een opstel over de tegenwoordige gesteldheid, de aard-
rijkskunde en de geschiedenis der Kwantandistricten door den
heer IJzerman.
5°. Een opstel over de politieke voorbereiding der expeditie
door denzelfde.
6°. Een verhaal van de eerste reis der heeren IJzerman en
Delprat naar Loeboek Ambatjang door denzelfde.
De drie laatste verhandelingen zijn in eenigzins gewijzigden
en uitgebreiden vorm opgenomen in dit werk. Bovendien heeft
de öndergeteekende gedurende ’t schrijven van zijn verhaal
telkens mondeling kunnen overleggen met de heeren Bakhuis
en Koorders.
J. F. v. B.
I N L E I D I N G
V A N H E T O F F I C I E E L E R A P P O R T V A N D E N H O O F D I N G E N I E U R I J Z E R M A N .
Aan den verkenningstocht naar Siak namen deel:
de heer L. A. Bakhuis, officier der triangulatie, oud-brigade-:
chef bij den topographischen dienst ;
de opzichter F. van Raalten, vroeger opnemer bij denzelfden
dienst en later geplaatst bij den aanleg van Staatspoorwegen ;
Dr. J. F. van Bemmelen, zoöloog, ten behoeve eener wet-en-
schappelijke zending tijdelijk in Indië vertoevende;
de heer S. H. Koorders, houtvester, belast met het onder-
zoek der boomflora van Java, en
de heer van Alphen, de bekende tijgerjager van Kiambang.
De Ingenieurs Delprat en Wijss gingen mede tot Loeboek-
Ambatjàng, , om de oevers der Kwantan met het oog op den
spoorwegaanleg nader te onderzoeken. Uit eigen beweging had
de heer Whitton, oud-officier der artillerie en vroeger werkzaam
bij de spoorwegopneming op Sumatra, zieh bij ons aangesloten.
Onze voornaamste inlandsche tochtgenooten waren:
Datoek Toemanggoeng, larashoofd van Soengei Poear;
Datoek Rangkaja Mahardje, panghoeloe kapaja van Batoe
Plano ;
Chatib Maharadjalelo, adjunct-djaksa van Sidjoendjpeng ;
Padoeka Madjo-Bongsoe van Sidjoendjoeng, met zijn schoon-
vader:
Datoek Radja Labih van Loeboek Tarab;