wat ik hem uit een cognacflesch met genoegen gaf en Allah
hem -voor dien keer zeker wel vergeven zal hebben. Aan de
noorderflank bleef van Alphen- met zijn bediende den heelen
nacht wakker. Hoezeer wij ook overtuigd waren van de nood-
zakelijkheid om waakzaam te blijven, de vermoeienis begon
haar rechten te doen .gelden en wij moesten voortdurend een
gesprek -gaande houden en telkens rondes maken om niet op
onze plaats in slaap te vallen. Eindelijk was het twaalf uur en
riepen wij IJzerman en Koorders, die slechts kort op hunne
veldbedden hadden kunnen rüsten. Wij namen hunne plaatsen
in en trachtten eenige oogenblikken rust te vinden, en niet-
tegenstaande al de emoties en het kreunen van den stervende
vläk näast mij, sliepiik gedurertde een paar uur.
Onder het avondmaal vertelde Bakhuis mij omstandig wat
hij van den loop der dingen wist en in de volgende dagen
vernam ik van IJzerman en Koorders nog tal van bijzonderhe-
den. Hier zij in de eerste plaats vermeld, wat IJzerman in zijn
officieel rappört schrijft:
■ (R. IJ.) „Een uur later (± 4 uur) op ongeveer een paal
äfstands van de rustplaats gekomen, hoorden wij plotseling
den knal van geweerschoten, naar wij meenden twee of drie.
Wij begrepen de bedoeling van dat schieten niet en hielden
stil om te luisteren. Toen niets meer vernomen werd, dacht
ik dat men wellicht ons spoor minder duidelijk vond en ant-
woord wachtte. Ik loste daarop m ijn geweer eenige malen
achter elkander, zonder dat er ;een nieuw sein volgde. Maar
spoedig werden wij uit den droom geholpen, want enkele mi-
nuten later kwamen eenige koelies met verschrikt gezicht aan-
loopen, uitroepende: „sariboe drang Taloek soedah datang.”
(duizend Taloekers komen op ons aan). De achterhoede was
duS aangevallen. Zonder lang te overleggen werd het maga-
zijn van het geweer weder gevuld en liep ik vergezeld van
Koorders, den töeankoe van Soengei Poear, den panghoeloe
van Batoe* Plano en enkele inlanders snel het pad op, dat wij
kort te voren hadden gemaakt. Wij waren moede, want de
inspanning van het eigenhändig kappen had ons natuurlijk aangegrepen.
Rechts en links van het pad lagen de vraehten die
4 e koelies in hun angst hadden weggeworpen.- Na het gebeurde
bij Loeboek Ambatjang kon niets anders verwacht worden.
„Na ongeveer 600 M. te -hebben afgelegd, vonden wij Bakhuis
op het pad staan. Hij had eenige koelies om zieh verza-
meld en wachtte af wat er verder zou gebeuren.
; „Wanneer, er werkelijk zooveel -vijanden waren, dan kon
schieten niet: baten, maar moesten-wij beproeven tot onderhan-
deling te-geräken, dus luidde.mijn. bevel om te beginnen niet
te schieten. Mocht;praten niet helpen, dan bleef er niets anders
over, dan :öns leven zoo duur mogelijk te verkoopen ,en met
eere te -sneuvelen.
„Tezamen ging het nu voorwaarts. Spoedig bleek dat van
onderhandeling geen sprake ■ kon zijn, want slechts een paarhanderd
passen verder vonden wij het lijk van van Raalten
met ,een sehot in het achterhoofd'en enkele gapende klewang-
houwen over het lichaam. - Die wonden mopsten hem na zijn
dood zijn toegebracht, want er was geen bloed uitgevloeid. Zijn
horloge en beurs en ook: zijn compas ■, zöomede, zijn hoed en
s.choenen waren geroofd. Het meetboek • echter, waarin hij de
geheele opname van Loeboek Ambatjang af had opgeteekend,
en het laatste cijfer met dezelfde netheid stond geschreven als
alle overige, werd gelukkig terug gevendem
„Gelukkig scheen de vijand geen plan te-hebben, den aan„
val door te zetten, tenminste niemand vertoonde zieh meer-.
„Een oogenblik later gingen wij vooruit om te> zien wat
van van Alphen geworden was. Bij, een kleine bocht van het
pad gekomen viel er een schot dat den.Javaanschen mandoer
Enteng in de rechter borst trof, en zagen wij enkele bandieten
in het bosch vluchten, waaronder een met een gestreept baadje.
Van onzen kant loste ik mijn geweer, en daarmede was de
ontmoeting afgeloopen. *
„Aan vervolging viel niet te denken-, wijl het onmogelijk
was, de Schurken in de wildernis te achterhalem en wij ons
alleen aan nieuwe verliezen, zouden blootstellen. Omtrent van
Alphen maakten wij ons niet verder ongerust ; zoo hem iet,s