en vertoont geen barsten of lenticellen. De nieuwe lagen, die zieh
hieronder vormen, worden hoogstens 2 of 2.5 mM. dik, en laten
dan evenzeer los , repen vormende, die dikwijls 1 meter lang
en ongeveer 1 d.M. breed zijn, en wier kleur, allengs verande-
rende, donker roodbruin wordt. Aan den voet van elk volwassen
exemplaar vindt men een groot aantal van die repen, terwijl
ze hier en daar spiraalsgewijze den stam omgeven en in grillige
wanorde uit de kruin omlaag hangen.
In een enkel exemplaar hadden wij de soort aangetroffen
aan de Tesso, een paar dagreizen zuidwaarts. Hier echter
aan den bovenloop van de Sigati vormde zij met den boom-
achtigen Pandanus het hoofdbestanddeel van het bosch. Behalve
door de genoemde boomen werd hier onze aandacht getrokken
door een zonderling gevormde Vitex-soort, V. pteropoda Miq.,
een kleinen, krommen boom met 5— 7-tallige bladeren, wier afdee-
lingen elk een breed gevleugelden bladsteel vertoonden. Ook
werd hier herbarium verzameld van een kleinen boom of hees-
te r , met lange gevinde bladeren, die bij nader onderzoek bleek
een vorm te zijn van Eurycoma longifolia Jack '). Overigens
was er weinig verscheidenheid in de soorten, die het bosch
samenstelden. Ook klimplanten waren er zeldzaam. Alleen Fla-
gellaria Indica met zijn dünne stengels en eigenaardige bladeren,
wier toppen in lange fijne ranken uitloopen, slingerde zieh hier
en daar door het geboomte. In het water had nog een cyper-
gras plaats gevonden, doch overigens waren er op den bodem
geen kruiden te bespeuren.
De zooeven geschetste vegetatie, welke karakteristiek is voor
de oevers van de Sigati in het hooger gelegen deel van hären
loop, zet zieh niet voort tot aan de monding waar de rivier
zieh in de Kampar stört. Eenige dagen later had lk gelegen-
heid ook daar met den plantengroei kennis te maken, toen ik
in een kano, van een uitgeholden boomstam gemaakt, mettwee
inlanders de Kampar tot aan den mqnd der Sigati opvoer. De
') Zooais men w e t word t het hout van dezen boom onder den naam van
bidara laut op Java op de passars v e rk o ch t, daar het bittere aftreksel h.ervan als
geneesmiddel een g ro o te en niet onverdiende vermaardheid bezit.
oevers waren hier even vläk,' doch' ömzoomd door een gemengd
oerwoud, dat wegens den hoogen stand der rivier het grootste
gedeelte van ’tjaar onder water Staat. Het bosch was van een
geheel andere samenstelling dan dat, hetwelk wij stroomop-
waarts eenige dagen geleden doorgetrokken waren. Onder
anderen ontbrak er de zonderlinge, ginds zoo algemeene Si-
beloesoej, en slechts zelden vertoonden zieh exemplaren van den
Pandanus, die daar aan het landschap zulk een eigenaardig
voorkomen verleenden. Daarentegen zagen wij er een aantal
andere soorten, waaronder Grewia subcordata Miq., Barring-
tonia spicata Bl., PithecolobiuA lobatum Benth., Elaeocarpus
paniculatus Wall., Vitex pteropoda Miq., Gluta Renghas L.,
Pternandra capitellata Jack, Eugenia sp., Homalium sp., Ar-
tocarpus sp., Terminalia sp., Evonymus sp. De boomen hadden
meestal laag vertakte, kromme stammen, wier dichte, ronde kronen
bijna het water raakten. Op de meeste groeiden phanero-
game parasieten en epiphyten. Vooral waren een paar Loran-
thussoorten en eenige OrchidaceSn algemeen. Door het geboomte
slingerde zieh een aantal lianen, tot verschillende families behoo-
rend, waaronder Palmen, Leguminosen, Apocynaceae en soorten-
van Ficus. De rottans wonnen het van alle andere in rijkdom
van loof en krachtige ontwikkeling. Het water, dat den woud-
bodem ter hoogte van ruim ddn meter bedekte, was oorzaak dat
men de kruiden niet dnderscheiden, en van de heesters alleen
de toppen zien kon. Van de laatste trok een Ardisia met sierlijke
bloempluimen de aandacht. Behalve deze bloeiden een aantal
andere gewassen, terwijl er ook verscheidene vrucht droegen.
Zoo vertoonde Grewia omphacarpa Korth. hare fraai goudgele
bloemen en tevens hare oranjekleurige, peervormige, kleine
vruchten. Vitex pubescens Vahl was versierd met groote violette
bloempluimen. De Barringtonia had lange slapneerhangende
trossen met rose en purperen bloemen, waarvoor hier en daar
de ruwe, vuil purperen vruchten in de plaats waren getreden.
De bloemen van de Evonymus vielen niet in hetoog, maarwel
hare talrijke, tolvormige, sierlijk geribde, groene vruchten. Ook
de groene en bruine, bijs het openen kurketrekkervormig ineen