Jang di pertoean van Moeara Lemboe over te brengen, waardoor
zij dus haar eerste stappen deed bij een vorst, die noch vol-
gens de hadat, noch in werkelijkheid iets te zeggen heeft in
de Kwantandistricten. Dat deze vorst met die eer hoogelijk in-
genomen was, en dan ook onmiddellijk aan de Çommissie een
bewijs ter hand stelde, dat hij de Europeesche Çommissie met
genoegen zoude ontvangen is duidelijk; - - doch even duidelijk
is het, dat deze eerste handeling al dadelijk den Jang di pertoean
te Basarah zoowel als de beide hooggeplaatsten Datoek
Sireno en Angkoe Kali Radja en de overige orang gädang en
panghoeloe’s voor het hoofd moest stootén.”
De inlandsche Çommissie wordt daarmede beschuldigd, haar
zending op onoordeelkundige wijze te hebben aangevangen en
haar siechte ervaring Zou daarvan de wränge vrucht geweest zijn.
Mij dunkt dat dit verwijt niet gegrond is. De larashoofden
gaven ingevolge hun opdracht hunne brieven af en wel dien,
welke het eerst besteld kon worden, het eerst. Is er iets in de
houding van den vorst te Basarah, waaruit valt af te leiden,
dat hij over deze handelwijze verstoord was? Integendeel hij
voor zijn persoon was hoogst welwillend en vriendelijk; geen
spoor van geraaktheid zijnerzijds, maar wel vrees om te han-
delen zonder de hoofden der V Kota, d. i. zonder Datoek Sireno
en Angkoe Kali Radja. Alle orang gädang B- die der V Kota
verdwijnt achter de zooeven genoemde personen j | en de pang-
hoeloes, behalve die van Taloek, geven hun instemming met
de voorstellen der Çommissie te kennen. Die allen waren dus
niet beleedigd ; maar waarom de hoofden van Taloek wel ? Handeide
de Çommissie tegenover hen niet als overal elders?
Neen, de fout lag niet aan haar maar aan de omstandighe-
den. Zij stuitte op onredelijkheid en onwil. De vorst roept de
hoofden van Taloek, mogelijk alleen Datoek Sireno en Angkoe
Kali Radja op, maar zij weigeren te verschijnen. Waarom?
Omdat zij geen ernstig overleg wenschen, maar den Jang di
pertoean de wet willen stellen. Zij wisten dat onderhandeling
met het Gouvernement zijn aanzien zou vergrooten; dat was
reden genoeg om zieh tegen zijn wensch te verzetten, ook al
ware er geen afkeer van Europeeschen invloed in het spei
geweest.
Volgens den hadat moest in eene aangelegenheid als deze
door den vorst en de g'ezamenlijke orang nan berlima eên be-
sluit genomen worden; de oppositie van Taloek was voldoende
om „neen” te doen antwoorden, waar de Jang di pertoean „ja”
verlangde. De gelegenheid, om den vreemden gezanten eigen
macht en ’s vorsten zwakheid te toonen, was te schoon om daarvan
geen gebruik te maken. Daarom geén afzonderlijke be-
sprekingen, maar de eisch eener vergadering der orang nan
berlima.
Wat doet nu de vorst?
Wetende dat voldoening aan dien eisch niet tot het door
hem gewenschte resultaat zal leiden, geeft hij daaraan geen
gevolg ; maar tevens laat hij na, de inlandsche Çommissie met
den waren stand van zaken bekend te maken. Hij verzwijgt
zijn onmacht, en toont de beste gezindheid. Zelfs wordt zijn
eigen zoon afgevaardigd om daarvan getuigenis af te leggen.
Hij draagt zorg persoonlijk goed bij den mächtigen nabuur te
zijn aangeschreven. Beter een waardeloos dan een weigerend
antwoord. Kalm kan hij verder de ontwikkelin’g der gebeurte-
nissen afwachten. Wie kon voorzien dat het bij de zending der
toeankoe’s zou blijven?
Als den larashoofden een verwijt gedaan mag worden, dan
is het dat van gebrek aan moed. Zij hadden voor de derde
maal met die van Taloek moeten samenkomen te Soengei Hala ;
zij hadden hunne waardigheid van zendeling van het Gouvernement
hoog moeten houden. Doch Maleiers zijn geen helden
in gewone omstandigheden ; slechts het fanatisme kan het hen
maken. Den verraderlijken aard van het siechte gedeelte der
Rantau kennende, vreesden zij voor hun leven, terwijl zij zoo
goed als zeker waren, dat verder praten niets zou uitwerken.
Wel was er in deze zaak gekwetste hoogmoed in het spei.
Maar het was die van Datoek Sireno en Angkoe Kali Radja.
Niet dat zij zieh gegriefd voelden door den brief aan Radja di
Boea — die stond buiten de quaestie -— maar wel doordat vorst