blik uit tegen een modderigen wortelklomp en bekeek met doffe
onverschilligheid de reusachtige pandanzuilen en de kromme
melaatsche sibeloesaejtakken rondom mij, toen een geschreeuw
v an „b a lik , balik” (terug, terug) van de kapkoelies vooraan,
mij uit dien gedachtenledigen soes opwekte.
Terugkeeren, na vijf uur geworsteld te hebben om drie K.M.
te vorderen! En dat, terwijl de noodzakelijkheid om Langgam
te bereiken, hoe langer hoe dringender werd!. Dat kwam mij in
t eerste oogenblik zoo onbegrijpelijk voor, de gedachte dat al
de inspanning en ’t getob van dien morgen te vergeefs zou ge-
weest zijn, zoo onverdragelijk, dat ik aan een muiterij der koelies
dacht en mij reeds schrap zette om hen desnoods met geweld het
terugkeeren te beletten. Maar spoedig werd ik uit den droom
geholpen en moest ik aan de bittere waarheid gelooven, toen
ik IJzerman tusschen de wortelpollen zag komen aanwaden, In
weinige, woorden overtuigde hij mij van de noodzakelijkheid
van zijn besluit: de toestand van ’t verdronken land werd hoe
langer hoe erger, zoover wij west- en noordwaarts konden zien,
was alles moerasbosch; drongen wij nog verder noordelijkdoor,
dan zou. terugkeeren onmogelijk worden en zouden wij genood-
zaakt zijn in het water den nacht door te. brengen zonderzelfs
hout. te kunnen vinden, geschikt tot het maken van paalwo-
ningen. Het eenige wat ons dus overschoot, was terug te kee-
ren naar het droge plekje van ons laatste kampement en van-
daar uit een paar ervaren inlanders met, een vlot de Sigati af te
sturen, om te trachten Langgam te bereiken en hulp te halen.
Toen ik eens over de teleurstelling van den vergeefschen
marsch heen was, kon ik niet ontkennen dat een gevoel van
gerustheid en welbehagen bij mij opkwam, dat nu tenminste voor
den eerstkomenden nacht een droge ligplaats en een warm
maal eten verzekerd waren, en plaste ik dus maar getroost
terug. Het gerücht van onzen terugkeer drong snel längs de
geheele colonne door, en al spoedig bewoog zij zieh in omge-
keerde richting. W ij. vonden Koorders en Bakhuis nog ver
achter, de laatste steeds ijverig metende onder de hoogst be-
zwaarlijke omstandigheden. Het begon alweer te regenen, wat
onze stemming nu Juist niet vroolijk maakte. Zoo verheugd en
vriendschappelijk als wij voor drie dagen de liefelijk daarheen
vlietende Sigati hadden begroet, zoo verwoed' en vol afschuw
blikten wij thans op haar vuilbruine watermassa’s , die inweer-
zinwekkenden overdaad voorbijzwalkten en ons rondom met een
net van poelen en plassen omstrengelden, waarüit wij tever-
geefs ons trachtten los te spartelen.
Het was ongeveer twee uur, toen wij te midden der half
omvergehaalde pondokjes terugkeerden, met het onaangenaam
besef den dag te hebben . verloren en in de laatste drie dagen
niet te zijn gevorderd. Was het verlaten van een kamp in den
vroegen morgen reeds een weinig smakelijk oogenblik, het
weder betrekken der gebruikte legerplaats bleek nog vrij wat
onaangenamer. Toen wij ons echter wat opgefrischt en ver-
kwikt hadden, werd onze geheele aandacht geboeid door de
overleggingen, wat ons den volgenden morgen te doen stond.
Eerst werd het plan van het vlot nauwkeurig overwogen. Rädja
Labih. was bereid den gevaarlijken tocht te bestaan, maar bij
nader overleg werd toch van het denkbeeid afgezien en be-
sloten met de geheele colonne in een richting loodrecht op de
Sigati af te marcheeren en te trachten dwars door de verdronken
streken de heuvels te bereiken. Hierbij konden twee rich-
tingen ingeslagen worden , n. L hetzij westelijk van de plaats
uit waar wij ons bevonden, hetzij oostelijk, na eerst de Sigati
weer te zijn overgestoken over de vlotbrug. Met het 00g
op den günstigen toestand van het bosch waarin wij twee dagen
te voren hadden overnacht, besloot IJzerman tot het laatste.
Hij hoopte, dat wij van die--: piek uit de waterscheiding tusschen
Sigati en Batang Nilo zouden kunnen bereiken, en daar-
over noordwaarts oprukken tot aan de Kampar.
Juist was dit besluit genomen, en verheugden wij ons in het
tot stand kamen van een welberaden plan, toen- een onzer
jongens kwam aanloopen met het bericht „datang orang” (er
zijn menschen gekomenj. (i(Vlachtig aan een diergelijk gerucht
twee, dagen te voren bij onze aankomst aan de Sigati, dat
valsch was gebleken, bleven wij uiterst bedaard bij die tijding,
25