gesteldheid van het pad naar Pelalawan en andere zaken, die
voor de expeditie van belang konden zijn. Daar de Contrôleur
van Siak zieh ongesteld gevoelde, kon hij niet aan- de opdracht
voldoen, weshalve de Assistent-Resident van Bengkalis bésloot
zelf naar Langgam mede te reizen. Derhalve keerden zij den
2jsten Februari terug naar Bengkalis en vertrokken den vol-
genden dag vandaar naar den mond der Kampar. Hierover
schrijft André in zijn reisverhaal:
„Febr. 26. Weder van Bengkalis vertrokken ten 6 ure n.m.
in gezelschap van den Assistent-Resident en twee particulieren,
welke laatste heeren op het eiland Poeloe Moeda in den mond
der Kampar een onderzoek naar de daar in reusachtige afme-
tingen voorkomende nipa (een palmsoort, wier bladeren tot
atap, dakbedekking, worden-gebruikt) willen instellen, om op
dë naburige eilanden een atap-industrie te vestigen. De notabe-
len van Bengkalis brengen ons aan boord van ons stoombootje,
waaraan de hiervoor ingerichte havensloëp en eeri maleische
prauw, die-ons op de Kampar möeten dienen, reeds vastge-
-meerd liggen. De Brouwerstraat is een mooi vaarwater, dat
00k door groote schepen gemakkelijk kan bevaren worden, ten
minste bij maanlicht, zooal-s thans, want küstliehten treft men
hier nergens aan.
■. „Febr. 27. Des morgens ten 6 u-re komen wij voor Serapong,
een kleine kampong op het eiland van dien na-am, waar wij
den Batin (hoofd) aan boord nemen, die als Singa benäh (l'oods,
eigenlijk leeuw van den vloedstroom) zal optreden. Hier aan
het-einde van de Brouwerstraat was ’t vrij onstuimig, zoodat
de sloep-en de maleische prauw het zwaar te verantwoorden
hadden; en 00k de „Bengkalis” , die voor anker lag, hevig
stampte. Eerst om 10 uur waren de onderhandelingen met den
Batin afgeloopen, en konden wij het anker lichten. Om elf uur
waren wij in den mond der Kampar-rivier en om half ëén weder
geankerd voor Poeloe Moeda.
„Dit is een door zijn lage ligging onbewoonbaar eiland, met
een vegetatie-, die onze, atap-zoekers in verrùkking brengt. Wij
vinden hier de- beide Chineesche schuiten met de goederen,
die spoedig langszij komen om met ons de vloedgolf (beiläh)
af te wachten, die onze vaartuigen over de banken zal brengen.
-Op de sloep schepen wij ons in.
„Tegen 10 uur komt de vloed op als een krachtige stroom, die
de „Bengkalis” aan haar anker doet rukken. De vier scheepjes
worden gereed gehouden de „Bengkalis” te verlaten. Toch wordt
het nog 12 uur voordat de loods het gewenschte oogenblik ge-
komen acht; dan geeft hij het sein en een vliegende stroom
jaagt ons voort; na vijf minuten kunnen wij het toplicht van
de „Bengkalis” nog nauwelijks onderscheiden ; onze roeiers trek-
ken verwoed aan de riemen, om riiet met de lichte sloep dwars
op den stroom te komen. Een uur later zijn wij Poeloe Moeda
gepasseerd en komen wij boven de banken, waar de benäh het
hevigst is. Dwars door de rivier liggen deze als doorgaande
dorpels, waarover het om beide zijden van Poeloe Moeda körnende
water zieh heenstort. Hier is het water inxzulk eene
hevige beroering, dat het roeien bijna onmogelijk wordt; tel-
kens- worden de riemen uit de dollen geslagen, doch de lichte
sloep neemt weinig water in en is den anderen schuiten spoe-
•dig uit zieht.
„Febr. 28; Des morgens ten 6 ure komen wij - voor Pankalan
Bindjei, een kampong van drie huizen, waar wij voor het huis
van Toengkoe Mit aanleggen. Deze vorst , een 00m van den
Sultan van Siak, die voor zijn huis zit, gaat op onze nadering
haastig naar binnen | om zieh te kleeden, wäarna hij met een
hoofddeksel met breeden gouden band weder naar buiten komt
en ons vriendelijk begroet; Hij is een man van een 50 jaar,
die zijn inkomsten trekt van de bevojking die längs de Bind-
jei-rivier woont, een rechter zijrivier van de Kampar, die eveh
boven Bindjei daarin valt. Van negen tot half twaalf wordt nu
opgeroeid tegen den stroom, die -een vlugge reis niet mogelijk
maakt, daarna gerust en de benäh afgewacht, die om half vier
weer doorkomt.
„Een helder witte streep, die zieh snel voortbeweegt, tee-
kent zieh tegen den oever, spoedig gevolgd door een. krachtig
geruisch, en weldra kan men een dam van water onderschei