wegen uit een technisch en finàncieel oogpunt onbruikbaar te
noemen.
Ze moo-en hier kort in herinnering worden gebracht.
a. De verbinding van het kolenveld over Pajakombo met Pekan
Baroe aan de Siakrivier.
Deze vorstelijke stroom, over aanzienlijke lengte diep land-
waarts in voor schepen van betrekkelijk grooten diepgang be-
vaarbaar, trok natuurlijk de aandacht, zoowel van den oud-resi-
dent van Sumatra’s Oostkust, den toenmaligen gouverneur der
Westkust E. Netscher, als van den ingeneur de Greve '). Toch
werd een tracé in die'richting door den laatsten niet aanbevo-
len. Na de verpletterende kritiek van den heer Cluijsenaer’)
is het nimmer weder ter sprake gebracht.
'Door niemand is aan het gebruik van den benedenloop der
Kampar gedacht, en dat wel om de eënvôudige reden, dat
daar het binnenkomen, zelfs voor vaartuigjes met zeer weinig
diepgang, niet altijd zohder gevaar is “).
b. De door de natuur aangewezen weg längs de Kwantan-
Indragiri scheen aanvankelijk des te beter aan het doel te
zullen beantwoorden.
Deze groote rivier neemt als Oembilin haar oorsprong uit het
meer van Singkarah . en stroomt door het kolenveld. Zoolang
men slechts onvoldoenjde bekend was met hare monding en
hären loop voorbij de grens van het gouvernementsgebied,
vleide men zieh door een betrekkelijk körten spoorweg de kolen
te brengen aan een geschikt punt, waar het transport te water
zou kunnen beginnen.
Met die hoop in het hart vond de klöeke de Greve den dood
in hare golven.
1) Het Ombilien-Kolenveld in de Padangsche Bovenlanden en het transportstelsel
op Sumatra’s W e s tk u s t door W . H. de G r e v e , bldz. 37.
3) B ld z. 13 en volgende van zijn Rapport o v e r spo orwega anleg in de Padangsche
Bovenlanden.
*) V e r g e lijk o. a. T ijd scb r ift van het K. N. Aardr. Gen. 2de serie Dl. Ill Afd.
Uitgebreide Artikelen. n". 1. Reis van Siak naar Poelau Lawan van J. A. van Rijn
van Alkemade.
— 3 —
„Voor het tegenwoordige meenen wij dat de gemeenschap van
„Sumatra’s Westkust met de Oostkust niet beter kan worden
„tot stand gebracht dan door den aanleg van een spoorweg tot
„aan Doerian Gedang, en door van af dat punt tot aan haar
„monding een stoombootlijn op de Kwantanrivier in het leven
„te roepen,” zoo schreef hij.
. Bleek de rivier verderop nietbruikbaar, dan konde spoorweg tot
Loeboek Ambatjang of Loeboek Djambi worden doorgetrokken.
De ingénieur Cluijsenaer verwierp aanvankelijk het plan van
de Greve niet onvoorwaardejijk, maar achtte nader onderzoek
der rivier wenschelijk, zoodra de gelegenheid dàartoe günstig
zou wezen.
Latere berichten en studiën overtuigdèn hem echter van de
onuitvoerbaarheid, zoodat .hij. kon verklären, dat aan kolenaf-
voer längs de Indragiri niet meer gedacht behoefde te worden.
■ G. De verbinding längs de Batang-Hari Djambi.
In 1877 kwam de Djambi het eerst ter sprake, alsgevolgder
ontdekking van den bovenloop der Batang Hari door de weten-
schappelijke expeditie van het Aardrijkskundig Genootschap.
„Ik heb gegronde hoop,” zoo uitte zieh de heer van Hasselt1),
„dat eindelijk-— dank zij de door het Genootschap uitgezonden
„expeditie —. de weg is aangewezen, waarlangs de nog steeds
„onbereikbaar gewaande rhillioenen schats zullèn kunnen verr
„voerd worden en daardoor een reuzenschrede voorwaarts ge-
„daan in de richting van Sumatra’s vooruitgang.”
Doch 00k zijne hoop bleek ijdel.
Reeds in 1878 toonde Cluijsenaer“) overtuigend aan, dat de
Djambi in geenen deele beantwoordt aan de eischen, die de
kolenafvoer aan een rivier stelt, en dat het met zoo blijde
verwächting geboren denkbeeid niet levensvatbaar is.
Zoo stond de zaak, toen het de aandacht trok, dat van hpe
l) Berichten ontleend aan de Rapporten en Correspondentiën io gek omen v aa
de leden der Sum.-Exp. bldz. 75.
3) . Economist 1878. De afvoer der Ombiliensteenkolen.