Europeanen verkeerd heeft. In den beginne stijf en verlegen,
gevoelde hij zieh bezwaard door het feit, dat hij niet officieel
tot het medemaken van de reis was aangewezen en dat hij nu
als het wäre in het gevolg van den Toeankoe van Auer mede-
ging. Maar op dit punt werd hij spoedig tevreden gesteld door
de verklaring, dat zijn gezelschap voor
ons van het hoogste belang was en dat
wij zonder hem niet zouden durven gaan.
„Tot aan degrens” , zoo sprak Baosman
hem toe, „reist gij met ons, maar ver-
derop reizen wij met u mede.”
De toeankoe van Soempoer is een
geheel andere persoonlijkheid dan zijn
collega en veel ouder dan deze ; stil,
bescheiden , weinig ontwikkeld en moei-
lijk verstaanbaar, trekt hij in den beginne
niet bijzonder aan, maar bij na-
dere kennismaking valt hij mede en
blijkt hij een dienstvaardig en goedhar-
tig man.
Beide larashoofden waren ingenomen
. Doebalang. met de hun gegeven opdracht, die zij
als een vereerende onderscheiding be-
schouwden. Met zekere zelfvoldoening verhaalden zij, dat de
contrôleur hun op het hart had gedrukt ons niet uit het oog
te verliezen en dat hij hen aansprakelijk had gesteld voor den
afloop der reis.
Den morgen van den 21««» brachten Delprat en ik door met
het ondefzoek van het archief van den contrôleur. Wij vonden
verscheidene stukken van belang voor de kennis der onafhan-
kelijke landen en daarbij een breed uitgewerkt rapport van
den contrôleur F. Twiss, dat tot uitgangspunt diende bij onze
verdere navragen.
’sMiddags werden onze goederen naar Moeara Palangki ge-
zonden, waar de noodige prauwen gereed lagen.
Baosman was eerst laat den vorigen avond aangekomen. Hij
had met Padoeka nog heel wat te regelen, vóór zij beiden een
paar weken uit hunne zaken konden gaan. Maar ook zij kwamen
klaar en Vrijdag morgen vertrokken wij gezamenlijk na een
hartelijk afscheid van de familie van der Kolk genomen te
hebben.
Een half uur later stonden wij op de brug over de Palangki.
Aan die brug is de naam verbonden van haar maker den Com-
mandoer api, contrôleur de Bruin, bekend door zijn onver-
schrokkenheid en zijn tact om in de veel bewogen dagen onzer
vestiging in deze streken het Nederlandsch gezag te doen eer-
biedigen.
De waterstand was zoo hoog, dat onmogelijk werd verklaard,
voorbij Moeka Moeka de rivier af te zakken. Na körte beraad-
slaging werd besloten toch te vertrekken en in de grot te
wachten tot het water voldoende gevallen was om de reis voort
te zetten.
Het kostte veel tijd de goederen van ons en ons gevolg geladen
te krijgen, maar eindelijk was alles aan boord-en konden
wij in drie kleine prauwen van wal steken.
Wij zakten de Palangki af en bereikten spoedig de Kwantan,
die hare bruine wateren tusschen rotsachtige dalwanden met
groote snelheid voortjaagt.
Een uur na ons vertrek kwamen wij aan de Ngalau Sariboe,
het Kalkgebergte met zijn tallooze holen en speloriken, dat aan
de rivier slechts door een nauwe met afgestorte marmerblok-
ken bezaaide spieet doorgang verleent.
Op eenigen afstand van de stroomversnelling werden de prauwen
naar den oever gestuurd, zoodat wij de takken der overhangende
boomen konden grijpen en ons daaraan voorttrekkend
een behoorlijke landingsplaats bereikten. Hier werd uitgestapt
en het pad ingeslagen naar de groote grot, de Ngalau gádang.
Niet zonder struikelen en uitglijden over den met gladde stee-
nen bedekten weg, die tusschen kolossale rotsgevaarten heen-
voert, kwamen wij daar aan.
Honderd meter voorbij de grot eindigt het voetpad en daar
verheffen zieh loodrechte kalkmuren, die, waar hunne kalevlakken