In zijn verslag onmiddellijk na onzen terugkeer aan den Contrôleur
van Boea ingediend, ten minste, is hij overal en altijd
onze beschermengel ; eens redde hij zelfs mijn leven toen ik
dreigde in de Kwantan, te störten! Het is helaas! een gewone
menschelijke zwakheid reeds werkelijke verpliehtingen ongaarne
te erkennen, onnoodig dus te zeggen dat voor ingebeelde dien-
sten het omgekeerde van dankbaarheid gevoeld wordt.
Kort na onze terugkomst was door den Gouverneur het verslag
ontvangen dat Datoek nan Bareno, panghoeloe kapala
der negrie Goegoe (laras ampat Kota, onderafdeeling Agam)
van zijn tocht naar de Kwantandistricten had opgesteld, en
waarvan de inhoud met een paar woorden dadelijk door den
Resident was medegedeeld.
In het kort komt dat rapport op het volgende neer:
15 Juli, van Fort de Kock naar Pajakombo.
16 r „ tot Taloek Tiga Djangka.
17 „ tot Sidjoendjoeng.
18 ,, te Sidjoendjoeng.
19 „ tot Silakat.
20 te Silakat.
21 tot Tapi Batang Ajer hilir.
22 „ tot Loeboek Ambatjang ; aldaar gelogeerd bij een handelaar
en gesproken met D. Sangga Maradja.
23 „ tot Loeboek Djambi, overnacht bij den koopman
Si Taib en gesproken met den orang gädang D.
Habib,
24 „ te Loeboek Djambi.
25 „ over Toear naar Poelau Sikawin.
26 „ - over Logei naar Moeara Lemboe; geslapen ten huize
van Nodo Soetan en gesproken met D. Gädang.
27 „ tot Poeläu Sikawin.
28 „ tot Kariet; verbleven bij Hadji Soeki en gesproken
met een panghoeloe, wiens naam vergeten werd.
29 „ tot Pangean; gesproken met D. Baramban aldaar.
30 „ tot Tjeranti; gelogeerd ten huize van zijne gehuwde
dochtér en gesproken met den orang gädang, D. Da-
nau Mangkoeta (Poetro).
31 Juli, te Tjeranti.
I Augustus, idem.
, 2 ¿i tot Pakan l’aoe (Pangéan).
tot Tjanga Loeboek Talang ; overnacht bij den
goudsmid Palendih.
4 „ tot Boekit Lagan.
5 „ tot Ajer Angat.
6 „ tot Tandjoeng Ampalo.
7 a tot Lintau.
8 „ tot Pajakombo.
9 „ tot Fort de Kock.
Uit het bovenstaande blijkt dat slechts een klein gedeelte
der negrieën Jangs de Kwantan werd bezocht, en daaronder
Loeboek Ambatjang niet langer dan een halven dag. Werkehjk
was ook gedurende ons verblijf aldaar D. Sangga minder günstig
gestemd, zooals duidelijk bleek uit de houding van D.
Gobang. De overige hoofden werden niet geraadpleegd ; maar
ware dit wel het geval geweest, dan zouden zij waarschijnlijk
een niet veel günstiges bescheid gegeven hebben. Wanneer
zonder eenige inleiding, zonder lang en breed overleg, aan een
Maleier door een hem onbekend persoon gevraagd wordt of
hij een verre reis meë w.il maken, en of hij een spoorweg door
zijn land zou willen hebben, een zaak van welker nut de on-
derhandelaar al even weinig denkbeeid heeft als zijn toehoorder,
danis het niet te verwonderen dat zijn antwoord luidt: „waar-
toe zou ik meegaan, waartoe zouden wij een spoorweg moeten
hebben, wij kunnen het met de rivier best af” .
Het verloop der verdere aanrakingen leerde dat in alle door
den panghoeloe'kapala opgenoemde negrieën een groot aantal
hoofden, bij nader overleg J niets tegen spoorwegaanleg had en
daartoe onvoorwaardelijk toestemming wilde geven.
In het begin van October werd bericht ontvangen, dat Ang-
koe Kali Radja weldra verwacht. kon wor4en, en reeds den