niet zonder bezorgdheid zag ik hoe zij bij iederen nieuwen
passagier, die zieh inscheepte, bijna water schepten. Van Raal-
ten ging met zijne meetkoelies in eenige kleinere prauwen,
ten einde de rivieropname tot Loeboek Ambatjang voort te
zetten; het had heel wat moeite in, hem deze vaartuigjes te
bezorgen, maar door de hulp van Datoek nan Bandara mocht
het tegen hooge betaling gelukken. Dicht opeengepakt en toch
Inscheepplaats aan den rechteroever der Kw antan bij T and jong Ka ling.
(Naar eene photographie.)
huiverend van kilheid en vocht, zaten wij gedoken in onze
regenjassen tamelijk mistroostig bijeen, in de verwachting dat
wij van de zoo hoog geprezen Kwantan-oevers niets zouden
aanschouwen. Een gordijn van regen scheen de kanten aan ons
gezicht te zullen, onttrekken. Zoodra de bidoeks waren losgelaten,
zwiepte de stroom ze naar het midden en dreef ze met
bijna angstverwekkende snelheid voor zieh uit.
Weldra echter bleek ons dat onze prauwvoerders ervaren
stuurlieden waren en geheel vertrouwd met het vaarwater,
want met groote zekerheid schoten we de bochten om, verme-
den rotsblokken en overhangende boomstammen en gierden
van oever tot oever, naarmate de schietstroomen en draaikolke'n
zulks vorderden.
In het eerst bood de vaart weinig genot, wegens de onmo-
gelijkheid om tegen den slagregen in te kijken. Wij zagen dat
de oevers hoog en steil waren; het hier en daar te voorschijn
körnende gesteente was naar zijn lichtblauwe kleur, het steil
oprijzen der klippen en de uithollingen aan den voet te oor-
deelen, blijkbaar kalk ; het vormde fraaie schakeeringen met
de donkere humusaarde längs den vlakken bovenkant, waar
dichte bosschen met lichter begroeide ontgonnen plekken af-
wisselden. Spoedig schoten wij voorbij de monding der Batang
Binoeang, de o e v e r s begonnen steiler en dichter begroeid te
worden en naderden elkaar schijnbaar tengevolge van het kron-
kelen der rivier tusschen de bergruggen door. Telkens was
het riviervlak Voor ons uit als afgeslbten door een hoogen,
somberen bergwal, terwijl het water, dat tot nu toe vrij kalm,
schoon met groote vaart voortstroomde, begon te schuimen en
te bruisen tusschen de vele uitstekende rotsblokken midden in
het stroombed. Wij schoten tusschen deze door en vernamen
dat déze eerste stroomversnelling Loeboek Bintar heette - en
al degenen onder ons, die den riviertocht van Moeara Pälang-
kei af hadden meegemaakt, waren het er over eens, dat zij
niet in vergelijking kon komen met de geweldige schietstroomen
op het hooger gelegen gedeelte der rivier.
Ondertusschen was de regen opgehouden en begonnen enkele
zonnestralen zieh een weg te banen door het verscheurde wol-
kengordijn. Ñu onthulde zieh voor onze verbaasde blikken een
natuurtafereel, zooals de meeste onzer nog nimmer hadden
aanschouwd en dat mij- zeker zoolang ik leef voor den geest
zal staan. Vrij plotseling maakten de kalkbanken aan beide