rüsten, eten en vooral . . . . . . döbbelen! Kortom, al deze verdrietelijkheden,
gevoegd bij wärmte, gebrek aan schaduw en
ongewoonte in ’t märcheeren, maakten dien eersten morgen den
tocht weinig opwekkelijk, en met niet geringe vreugde be-
groette ik de armoedige afdaken van de post Koeboe Keram-
bil, waar wij de geheele colonne verzameld vonden en bezig
zieh te laven.
Wat ons echter minder beviel, was het feit dat de koelies
weer onmiddellijk aan het dobbelen sloegen, en slechts met
groote moeite op nieuw aan ’t märcheeren te brengen waren,
’t Meerendeei scheen het dragen van hun last reeds al te zuur
te worden, want zij huurden voor eigen kosten karren en laad-
den die vol met hunne babans. Dit had het voordeel dat wij
beter begonnen op te schieten en dus nog tamelijk vroegtijdig
de negrie Simaboer bereikten, waar volgens het plan de eerste
nacht zou doorgebracht worden. Onze weg had ons steeds längs
den zuidelijken voet van den vulkaan Merapi gevoerd, wiens
beaschte top echter in dikke wolken voor ons oog verborgen
bleef. Een oogenblik vertoonde de Spiegel van het meer van
Sinkarah zieh aan onze rechterhand, om spoedig achter heu-
velrijen te verdwijnen. ’t Laatste eind begon de weg sterk te
stijgen en trokken wij over een zadelvormigen bergrug, de
Pintoe Angin (deur der winden), waarbij de inspanning van het
klimmen en dalen ruimschoots vergoed werd door de schoone
uitzichten. Eene afwisseling van het eentonig märcheeren bood
ons een bezoek aan warme bronnen bij den kampong Parian-
gan links van onzen weg. In een schilderachtig smal dal stroom-
den, uit tal van in den oever gestoken bamboezen, tamelijk
heete waterstralen en vereenigden zieh tot een murmelend berg-
beekje. De temperatuur der verschillende sprengen was onge-
lijk, sommige waren aanzienlijk warmer dan andere.
In Simaboer vonden wij onze drie reisgenooten, die den voör-
troep hadden uitgemaakt , reeds gel'nstalleerd in een koffiepak-
huis, welks mantri hun beleefd bier en sigaren had aangeboden,
terwijl hij vervolgens zijn huis ter onzer beschikking stelde als
gelegenheid tot avondeten en nachtverblijf.
In den beginne liet het zieh aanzien, alsof het inkwartieren
en spijzigen der koelies en het onderbrengen der bagage eenige
moeielijkheden zou opleveren, daar de bevolking zieh weinig
welwillend betoonde om ons klappers en rijst te verkoopen,
maar Bakhuis wist deze bezwaren spoedig uit den weg te rui-
men, en wij konden ons ter rüste begeven met de opwekkende
overtuiging, dat deze eerste marschdag goed was afgeloopen,
en de waarborgen scheen te leveren voor een verderen gere-
gelden gang van dit eerste deel der expeditie. Onze veldbedden
waren door een vergissing niet gevoegd bij het gedeelte der
bagage, dat wij vervoerden, zoodat wij den nacht doorbrach-
ten op bultzakken, die de mantri-koppie in zijn voorgalerij
had laten uitspreiden. Trots het gemis der kelamboes (mus-
kieten-netten) deed de vermoeienis van een eersten dag al
spoedig haar rechten gelden en verzonken wij in diepe rust.
Z a t e r d a g 1 4 F e b r u a r i .
Het morgenlicht van den tweeden dag vond ons reeds bezig
met het snoeren onzer bagage en het aandrijven der koelies.
Voor wij ons echter weer marschvaardig maakten, konden wij
ons gaan verfrisschen aan eén badplaats rechts in het ravijn,
naast een groote en fraaie missighit, waar de geheele bevolking
van Simaboer kwam baden en water halen, en ons stond aan
te Staren met die eigenaardige, onbeleefde vrijmoedigheid der
Sumatraansche Maleiers, die den van Java körnenden reiziger
in den beginne zoo opvalt en hindert. En menschen, èn wo-
ningen, èn sawahs zagen er echter welvarend uit en gaven den
günstigsten indruk van den welstand der bevolking van ons
gebied. Vooral later, toen ik de menschen en streken der on-
afhankelijke staatjes had aanschouwd, is deze indruk van wel-
vaart en tevredenheid der door ons beheerde gewesten bijzonder
levendig bij mij geworden.
De tweede marschdag voerde ons door een vrij wat heuvel-
achtiger terrein dan de eerste, maar het genoegen der wande-
ling werd bedorven door voortdurende regenvlagen. Deze be-
namen mij bovendien de laatste kans om längs den weg iets