meter verdeelden hem in stro ken , waartusschen water stond.
Bij ‘t graven in de hoogste droge plekken kregen wij reeds op
één vo e t diepte water.
Zoodra *t kamp was op gesla gen , b e g a f ik mij weer te b e d ,
daar ik mij nog hoogst onwel gevoelde. Ik moest glimlachen
over de bezorgde b lik k en , die de koelies naar mijn rustplaats
wierpen. en waarin ik duidelijk de vrees meende te le z en .d a t
zij genoodzaakt zouden worden, mij te piekelen. Om de ver-
veling te verdrijven, werd een oude blikken deksel tegen een
boom g en a g e ld , en door IJzerman en Bakhuis een revolver-
concours geopend, waaraan ook Koorders en ik en ten slotte
ook de Inlandsche hoofden deelnamen. De uitslag van ’t schie-
ten dezer laatste was van dien a a rd , dat wij met vermeerderde
dankbaarheid bedachten, hoe van aanranding en vervolging
door vijandelijke bewoners wel geen sprake meer zou zijn;
unmers het bleek ons dat geen hunner met zijne schietwape-
nen wist om te gaan.
Koorders had het druk met herbarium verzamelen, daar de
natuur van het bosch zeer afweek van de vroeger doorwandelde
streken. W ij werden allen zeer getroffen door eenige zonder-
linge boomen, die op hooge luchtwortels stonden, evenals mang
ro ve s o f schroefpalmen, maar toch blijkbaar tot geheel andere
femilies behoorden. D e volgende dagen hebben wij diergelijke
steltboomen in groo t aantal aangetroffen.
D e gedwongen vertraging was vooral daarom zoo ontmoe-
digend, omdat onze rijstvoorraad zóódanig begon te slinken,
dat wij zelfs bij ’t ha lf rantsoen der koelies niet langer dan
vo o r zeven dagen voedsel hadden. Bovendien was het zout op en
begonnen de hongerige koelies over slapheid te klagen. Ern-
s % e zieken waren er niet, wat zeker een groot g e lu km a g g e -
noemd worden. D e dag e indigde, zooals hij begonnen was,
met stortbuien.
In den nacht was het water gelukk ig eenigszins gaan d a len ,
en dit deed IJzerman besluiten om den marsch door het blank-
staande bosch te wagen.
(R. IJ.) „In verband met Radja Labih’s berichten werd reeds
vroegtijdig en vol moed de marsch begonnen, maar weldra
moesten wij op onze schreden terugkeeren, daar het geheele
bosch met het pad, dat gisteren nog gedeeltelijk droog la g ,
nu onder water stond.
„Bij onderzoek b le ek , dat de rivier nagenoeg op hetzelfde
peil was gebleven, maar dat gedurende den nacht het water
op vele plaatsen naar binnen was gestroomd en de la ger g e legen
inundatie-kommen, die zieh ter weerszijde o ve r aanzien-
lijke breedte uitstrekten, gevu ld had.
„O p nieuw gin g Radja Labih e r op u it, nu vergezeld van
den panghoeloe kapala van Batoe P lan o , wiens körte gestalte
een waarborg w as , d a t, waar hij door k on , niemand behoefde
achter te blijven.
„E erst tegen e lf uur begon het water te zakken en gingen
wij op weg met de zekerheid de rivier te bereiken zonder die-
per dan tot aan het middel door het water te waden.” —
Niettegenstaande deze zekerheid was de marsch hoogst be-
zwa arlijk, daar geen enkel plekje van het pad meer te zien
was en wij dus voortdurend op den tast moesten loopen ove r
den zeer ongelijken en glibberigen leembodem. H e t vastgrijpen
aan de struiken links en rechts werd ons verzuurd door de
tallooze mieren, die daarop in dichte drommen een toevduchts-
oord tegen het water hadden gezöcht en nu bij de minste aan-
raking door hevige beten zieh trachtten te verdedigen. H ie r en
daar moesten wij beken ove rtrekk en , die door Radja Labih's
zorg den vorigen d a g overbrugd waren, maar die brugjes la gen
nu ook diep onder water, en boden dus al een zee ron zek er
steunpunt voor den voet. Op een g egeven punt stootten wij
op een talrijke wespenkolonie, die blijkbaar uit haar onder-
aardsch nest ve rdreven, zieh vastklemde aan de bladeren van