Met het vallen van den avond verminderde de toeloop van
volk niet. De opgestoken lamp lokte evenveel menschen als
vliegjes. Ieder wilde dit ongewone schouwspel zien.
Wij stoorden ons daaraan natuurlijk niet, gebruikten na het
vertrek der hoofden rüstig ons middagmaal en bleven daarna
nog körten tijd praten.
Tegen half tien ging ik slapen, zonder hoop op günstig ant-
woord van het negriebestuur. Nan betoea betrok de wacht,
nu behalve met zijn kris ook met een lans gewapend.
Den volgenden morgen bleek mij, dat voor onze metgezellen
de nacht minder rüstig was voorbijgegaan.
Delprat had tot half twaalf op den trap der balei gezeten en
zieh slechts matig vermaakt met het in het half donker voor-
bijtrekken der naar ’s lands wijs gewapende Kwantanners. Een
dergelijk gezicht is trouwens niet zeer opwekkend. Hetgafhem
aanleiding om bij het naar bed gaan, den revolver uit zijn
koffertje te nemen en naast zijn hoofdkussen te leggen. Nau-
welijks had hij echter de lamp uitgeblazen en daarmede de
groote prikkel tot nieuwsgierigheid weggenomen, of het aantal
toeschouwers begon belangrijk te verminderen.
De toeankoe’s wisten te verteilen, dat twee mannen henwaren
komen waarschuwen om toch vooral goede wacht te houden,
omdat er zooveel siecht volk rondliep en dit licht een poging
tot diefstal zou kunnen doen.
Omstreeks elf uur moet een vijftal mannen de linnen afslui-
ting der balei hebben opgelicht; maar veel kwaad hadden zij
niet gedaan, want op de eerste waarschuwing waren zij afge-
trokken.
Baosman meende dat men door tegen onze afdakjes te schoppen
een standje met hem en anderen had willen uitlokken.
Waarschijnlijk is het dat enkele gauwdieven gehoopt hebben
een slag te slaan, maar dat zij door de waakzaamheid der
onzen en door de houding van Si Madjolelo en Si Kalandoei
werden teruggehouden. De opgenoemde feiten zijn overigens
van weinig verontrustenden aard; na het verdwijnen van ons
lamplicht was er niets bijzonders meer voorgevallen.
Reeds vroeg in den morgen öntvingen wij het officieele ant-
woord van het negriebestuur bij monde van Simadjolelo, weder
op de balei gezeten en in tegenwoordigheid der meeste datoek’s.
Men durfde geen toestemming tot het doen van opmetingen
te geven, omdat het rio'odig werd geoordeeld, eerst de beslis-
sing in te roepen van de orang nan berlima der Kwantanlanden.
Ik liet daarop de vraag doen, of de vijfmannen in delaatste
jaren ook tot regeling. van andere aangelegenheden bij elkander
waren gekomen.
„NeenjP werd geantwoord.
„Hoe moet het dan worden aangelegd om hen bij elkander
te'krijgen?” zoo luidde de nieuwe vraag.
„Door hen te Poelau Kanah (Loeboek Ambatjang) door Radja
Doebalang te laten bijeenroepen.”
:-„En als zij weigeren te verschijnen ?”
„Dan wordt de band verbroken (poetoes talie), dan kan af-
zonderlijk een besluit worden genomen.”
Wij dankten voor de inlichtingen, lieten onze goederen weder
in de prauwen laden en spraken bij het afscheid de hoop uit
terug te keeren, nadat aan het verlangen tot raadpleging der
orang nan berlima voldaan zou zijn.
De tocht naar boven ging natuurlijk. minder snel dan de
heenreis. Op Poelau Timpoeroeng werd even halt gehouden
om Delprat in de gelegenheid te stellen twee photo’s tenemeh,
een stroomop- en een stroomafwaarts.
Het prauwvolk werkte zieh boomende of ahn de takken längs
den oever trekkende vooruit; maar dikwijls was het noodig,
dat de geheele bemanning aan wal ging om längs den steilen,
gladden oever klauterend een rotantouw uit te brengen enöns
daarmede tegen den Sterken stroom op te halen. Ais wij dachten
aan de mogelijkheid dat het touw kon breken, hadden wij
alle reden ons minder op ons gemak te gevoelen. Minder aan-
genaam was ook de gewaarwording bij het voortdurend overgieren
van den eenen oever naar den anderen, omdat wij
daardoor telkens belangrijk achteruit werden gezet.
Gelukkig liep alles goed af en kwamen wij, dank zij onzen