geboomte zichtbaar. Op ons roepen versehenen een paarprau-
wen om ons over te zetten, zoodat wij bij het invallen der
duisternis het negriehuis bereikten.
Dat verblijf bestaat uit een groot vertrek, in'welks achter-
hoeken rechts en links een klein slaapkamertje is afgeschoten.
Bij wijze van lambrizeering had men een veelkleurig doek längs
de wanden gespannen. Aan de voorzijde is een kleine pendopo
uitgebouwd, waarin wij het grootste gedeelte van den dag
doorbrachten.
Kort na onze aankomst werd beraadslaagd, wat ons nu te
doen stond. Met het oog op den hoogen waterstand werd be-
sloten, dat wij voorloopig te Doerian Gädang zouden blijven,
maar dat Radja Moelano, Radja Doebalang en Datoek nan
Bandara van Tandjoeng Käling den volgenden dag verder zouden
gaan om bericht van onze komst te geven.
Zondag morgen, 24 Augustus, vonden wij het water iets
lager, maar eerst in den avond van Dinsdag was het zooveel
gevallen, dat de prauwvoerders verklaarden in het voortzetten
der reis geen bezwaar te zien. De gedwongen rustdagen gingen
niet ongebruikt voorbij. Ons geheele gevolg werd in het ver-
hoor genomen en alles wat van belang was voor de kennis van
de door hen bezochte streken aangeteekend. Met die gegevens
en de rapporten van de heeren Twiss en van Delden kon een
schetskaart vervaardigd worden van het terrein längs en tus-
schen de Kwantan en Batang Hari, waarvan wij later veel
dienst hebben gehad.
Meermalen bezochten wij den kalen heuvel, waarop onder
een blauwe zerk door een atappen afdak beschut en door een
tjoebadakboom overschaduwd het overschot rust van den mijn-
ingenieur de Greve. Over de daken der huizen en tusschen de
stammen der palmen ontwaart men de piek, waar hij den 22sten
Augustus 1872 jammerlijk om het leven kwam. (Zie titelplaat.)
Woensdag den 27«^ gingen wij weder scheep. De geheele
bevolking was uitgeloopen om van ons vertrek getuige te zijn.
Hoewel de waterstand ongeveer 1,5 meter lager was dan bij
onze aankomst, bedroeg de gemiddelde stroomsnelheid nog 3.5
meter. Weinige minuten varens brachten ons dan 00k te Siloeka.
Tegenover dat plaatsje nadert het kalkgebergte den linkeroever
weder even steil als bij Moeka Moeka. Soms vallen stukken
van den rotswand met donderend geweld naar beneden, naar