wanneer na lang aanhoudend, opwekkend vrlesweer, de dooi
invalt en een einde maakt aan ’t heerlijke schaatsenrijden; met
weemoed dacht ik terug aan de afgeloopen expeditie, aan de
dagen van vrij, ongedwongen kampleven te midden der wildernis,
waarnaar ik had uitgezien met al het verlangen van den nieuwe-
ling naar het volkomen onbekende, met den genotvollen griezel,
dien ’t vooruitzicht van avonturen en gevaren schenkt. Nu was
’t voorbij, de illusie van ’t ortbekende bestond niet meer, de
indruk der ondervonden werkelijkheid was nog te versch om
’t genot der herinnering ten volle te kunnen smaken; slechts
’t aangenaam gevoel dat wij gezond en ongedeerd het eindpunt
hadden bereikt, vermocht de ontstemming te verzachten.
Des morgens werden
de koelies afbetaald, zoo-
ver de te Siak beschik-
bare gelden dittoelieten;
voor het overschietende
deel van hun loon kregen
zij bonnetjes, die zij
konden inwisselen zoo-
dra uit Bengkalis de noo-
dige fondsen zouden zijn
overgemaakt. Terwijl wij
nog daarmee bezig waren
, kwam de Sultan van
Siak van den linkeroever,
waar zijn paleis Staat,
oversteken, om IJzerman
een bezoek te brengen.
(R. IJ.) „Hij bleek een
nog zeer jong man, die
geen jaar geleden zijn
broeder op den troon had
W o en sd a g i A p r il .
Jang di Pertoean besar Sjarif Hasjim Abdoel Djalil
Salfoeddin, Sultan van Siak sri Indrapoera en
onderhoorigheden..
vervangen. Met het denkbeeid van een doorgaanden spoorweg
naar Padang was hij bijzonder ingenomen en hij betreurde het
zeer, dat ondernemingen van landbouw en nijverheid op zijn
gebied tot nu toe zoo weinig succes hadden opgeleverd. Met Zijne
Hoogheid - en met den Controleur en den heer van der Harst
werd nu overlegd, welke de beste wijze was om de koelies naar
de Bovenlanden te doen terugkeeren. Als resultaat dezer be-
raadslaging werd den koelies aangezegd, dat zij overland längs
de Siak naar de Padangsche Bovenlanden konden terugkeeren,
waartoe zij ziejji'op een der stoombootjes, die de Siak bevaren
tot Pakan Bahroe ,• zouden kunnen inschepen. Van die plaats
moest de tocht längs de Tapoeng Kiri per prauw gaan tot
Batoe Gadjah, weshalve de heer van der Harst en een gemach-
tigde van den Sultan hen zouden vergezellen om te zorgen dat
zij vaartuigen kregen. Van Batoe Gadjah gaat de weg over
land naar Kota Rana, längs een zeer goed pad, door de thans
opgeheven tin-onderneming aangelegd, en verder over Batoe
Besoerat en Kota Bahroe naar Pajoekombo. De geheele route
ligt in aan ons onderworpen of met ons bevriend gebied, en
levert niet het minste gevaar op; de terugtocht onzer koelies
is dan ook zonder eenig bijzonder voorval afgeloopen ').
„De meeste koelies wenschten naar hunne woonsteden terug
te keeren, enkelen besloten op Siak- te blijven in dienst van
den Sultan , nog anderen naar Deli te vertrekken.” —
Ondanks een vreeselijke onweersbui, staken wij ’s iniddags
om 5 uur de rivier over, ten einde den Sultan een tegenbe-
zoek te brengen in zijn paleis. Wij vonden dit zeer Europeesch
ingericht; ook het gebouw zelf, dat twee verdiepingen höog
was, droeg een westerschen Stempel. Onder ’t geleide van den
Sultan bezichtigden wij de merkwaardige gebouwen in den om-
trek, ten eerste een soort overdekte begraafplaats: een groot
gebouw met een zeer hoog dak, rüstende op weinig gewelfde,
door zuilen geschraagde bogen, waarbinnen een aantal vorste-
lijke graftomben van steen, die, schoon fraaier en kostbaarder
■) Zie over dezen -weg het verslag eener reis van Siak naar Pajokombo door
J. A. van Rijn van Alkemade. Tijdschrift van het Aardrijksk. Genootschap.