ongelukkig genoemd, zoowel om zijn karakter als om zijne relatiën.
Een zijner familieleden toch had een geschil met inwoners der
Kwantandistricten, waarop straks nader wordt teruggekomen.
Van haar tocht wedergekeerd, bracht de inlandsche Com-
missie de schriftelijke antwoorden mede van de beide Jang di
pertoeans. In hunne brieven gaven die Vorsten de verzekering
van hunne gehechtheid aan het Gouvernement en van hunne
genegenheid om de Europeesche Çommissie te ontvangen en
bijstand te verleenen.
Zonder iets aan hunne goede gevoelens te kort te willen doen,
mag hier niet uit het oog worden verloren, dat beiden belang
hadden bij de welwillendheid van ons bestuur. Radja di Boea
wilde naar zijn geboortegrond wederkeeren ; Jang di pertoean
Satis macht, die dank zij het woelen van Datoek Sireno en
Angkoe Kali Radja nagenoeg geheel verdwenen was, kon slechts
stijgen door zijne aanraking met het Nederlandsch gezag. Van-
daar dat hij die vroeger gezocht heeft en later zoeken zou.
Volgens het verslag der toeankoe’s betreffende hun weder-
varen, zouden zij eerst het gevoelen der V kota’s hebben ingewonnen,
welker negrie Tandjoeng Käling aan de Kwantan ligt.
Eenstemmig werd daar verklaard, dat men geen bezwaar tegen
de komst der Europeesche Çommissie had.
Van uit Loeboek Ambatjang werd een brief aan Radja di
Boea gezonden.
Daarna werden achtereenvolgens de hoofden van Kota Toea,
Loeboek Djambi, Goenoeng, Taloek en Pangean geraadpleegd.
Met uitzondering van Taloek luidde het antwoord overal giki-
stig, slechts te Taloek verklaarde men : zieh te zullen gedragen
naar de beslissing van Jang di pertoean Sati..
Te Basarah werd het schrijven aan den Vorst overhandigd,
doch deze nam niet onmiddellijk een besluit, maar riep eerst
de hoofden van Taloek op, ten einde nader met hen te over-
leggen.
De toeankoe’s reisden inmiddels verder en werden te Inoe-
man en Tjeranti naar wensch ontvangen.
Te Basarah teruggekeerd, bleek dat de Taloekers aan de
oproeping geen- gevolg hadden gegeven, zoodat de Vorst nu
zelf tot een beslissing moest komen en die was natuurlijk zoo
welwillend mogelijk. Hij zond zelfs zijn tweeden zoon Radja
Hitam, toen ongeveer twintig jaar oud, met de larashoofden
mede, om namens hem den Gouverneur te Padang te begroeten.
Toen op de terugreis Taloek weder werd bezocht, had men
een ander antwoord gereed ; nu wenschte men daar niets te
besluiten, vóór dat onder ling over leg had plaats gehad tusschen
alle bondgenootschappen van a f Loeboek Ambatjang tot Tjeranti.
Aan de beteekenis dezer woorden behoefde niet getwijfeld te
worden, te meer daar Angkoe Kali Radja op heftige wijze te
verstaan gaf dat de Europeesche Çommissie wel zou doen, zieh
niet in de Kwantanlanden te wagen, vóór het gezamenlijk besluit
genomen was.
Hoewel een dag werd bepaald waarop de panghoeloe’s van
Taloek nader met hen te Soengei Hala de zaak zouden be-
spreken, oordeelden de larashoofden het veiliger die afspraak
niet na te komen en hunne reis te vervolgen naar Loeboek
Djambi.
Daar vonden zij de stemming grootendeels veranderd. De
minderheid was daar aan het woord gekomen en verzocht van
het bezoek der Europeanen verschoond te blijven.
De terugreis onzer zendelingen naar de Bovenlanden geleek
verder veel op een vlucht. Nergens hielden zij zieh langer op
dan noodig was; en niet gelieel zonder reden, want körten tijd
daarna werd bericht ontvangen , dat men zieh gereed maakte
de Europeesche Çommissie op te wachten-en te vermoorden,
waartoe gewapenden uit Taloek naar Soengei Pinang waren
gezonden.
Waaraän is het toe te schrijven, dat de zending der inlandsche
Çommissie te Taloek en Loeboek Djambi niet slaagde?
De Contrôleur van Hoevell zegt daaromtrent:
„Gaan we over tot de beschouwing van de wijze, waarop de
inlandsche Çommissie haar taak begon en volvoerde, dan blijkt
uit haar verslag dat zij zieh in de eerste plaats gehaast heeft
een brief van den Gouverneur van Sumatra’s Westkust aan den