plekken echter wegens het geringe hoogteverschil van den bo-
dem en den meestal hoogen stand van het water zeer zeldzaam.
5- OvERSTROOMDE BOSSCHEN LÄNGS DE SlGATI.
Een gehee] ander beeid dan de rotsachtige oevers van de
Kwantan geeft de streek te aanschouwen, die de Sigati, een
zijtak van de Kampar, omzoomt. Terwijl ginds het woud zieh
hoog boven den stroom verheft, vormt het hier als het wäre
daarmede een geheel. De bodem, die uit een kleurrijke gele
kwarts bestaat, is zacht golvend en was tijdens de reis tot op
vrij grooten afstand van de rivier met water bedekt, zoodat
wij op onzen tocht door het woud meestal tot aan de knieén j
ja soms tot het midden door het water moesten waden.
Daar die hooge waterstand hier vaak schijnt voor te komen,
is deze op het karakter van het bosch natuurlijk niet zonder
inyloed gebleven. De boomen waaruit dit bestaat zijn 20—25
meter, soms 30-35 meter hoog, doch vaak laag vertakt en
krom. Zij staan niet zeer dicht opeen en vormen dusmethunne
krönen geen gesloten loofdak. Ook vindt mén er niet zooals
in het. droge oerwoud een ondergroei van spichtige, kaarsrechte ¡
jonge boomen.
De merkwaardigste karaktertrek van het woud is echter het
groote aantal boomen, die, schoon noch tot de Rhizophoren,
noch tot dé Ficus-soorten behoor'ende, toch het type der Rhizophoren
vertoonen, waarbij sommige nog'eene vrij groote hoogte,
van 25— 30 meters, bereiken. Hieronder was een tweetal soorten,
die 15— 20 meters hooge stammen hadden en bovendieti
van bijna 2 meter lange steltwortels waren voorzien , n.l. Calo-
phyllum rhizophorum n. sp. en Dillenia eximia Miq. Behalve
hiervan verzamelden wij in dit bosch nog materiaal van Elaeo-
carpus tomentosus BJ., Fagraea racemosa Jack en Kibessia tu-
berculata Korth. Voor de laatste, welke met kleine, witte bloemen
was getooid, is vooral de standplaats, eene heete laagvlakte van
ongeveer. 20— 30 meter boven de zee, zeer merkwaardig, daar
op Java de vertegenwoordigers van dit geslächt alleen op
bergen van minstens 800 meter worden aangetroffen. De Fä-
graea, hier een klein, krom boompje met ijle kroon, komt even-
zeer op Java en wel in de Preanger voor, dus ook in de hooger
gelegen streken.
Bij de voortzetting van onzen tocht bleek dat de hooge wa-
terstand niet plaatselijk was, maar zieh uitstrekte over een
groot deel van het terrein dat wij doörtrekken moesten. Uren
ver in den omtrek waren de vlakke, met bosch bezette oevers
Van de rivier overstroomd. Dit bösch bestond uit weinige soorten
van vrij ver uiteenstaande boomen , zoodat het öns niet
tegen de zonnestralen beschütte. De tocht door het water met
de brandende zon boven het hoofd was — het behoeft niet
gezegd te worden |||- reeds op zieh zelf buitengeWoon vermoeiend,
doch de bezwaren werden nog vermeerderd door het ortgelijke
terrein en de boomstronken en takken waarmede de bodem
was bedekt, en vooral ook door het feit dat de boom, die hier
het meest voorkwam, eeii Pandanus was, welks lange bladeren
met rijen scherpe döörns waren-bezet, waaräan wij ons voort-
durend wondden. Niet minder gevaarlijk was de aanraking van
de. stammen en- de wortels, die met scherpe, doornachtige len-
ticellen bedekt Waren. Ongelükkig kwamen zij juist vöör op de
diepste plekken, dus däar waar de grootste behoefte was aan
een steun. Aan het landschap gaven zij echter een eigenaardig
voorkomen, vooreerst om de lange steltwortels, waardoor zij
den indruk maakten van zoowel naar onderen als naar boven
gaffelvormig vertakt te zijn, en vervolgens om de groote pur-
perroode vruchten, die helder afstaken tegen de staalgrijze takken
en blauwgroene bladeren. Een tweede boom die aan het woud
een eigenaardig karakter gaf was de Si-belöesoej (Tristania
Sumaträna Miq.). Zooals wordt üitgedrukt door den Maleischen
naam, die volgens de inlanders8|aakt beteekent; ziet de boom
er uit älsof hij op verschillende plaatsen kort geleden geschild
is, terwijl de schors nog in repen aan stam eh takken is blijven
hangen. Dit is echter alleen de doode afgestooten buitenlaag.
De levende schors, welke daardoor bedekt werd, is gebleven.
Deze is evenals bij de jonge takken melkwit of vleeschkleurig