geközen. Van inhalen der voorhoede was geen sprake, wij
konden zelfs de achterhoede niet meer bereiken; de geheele
stoet scheen zieh met buitengewone snelheid te bewegen. Spoe-
dig echter vonden wij . een paar hoofden en mandoers längs
den kant gezeten, die ons meedeelden dat ook' IJzerman menn
sehen had ontmoet, die meegegaan waren om hem den weg
te wijzen.
Daar het duidelijk werd, dat wij Boewatan links lieten lig-
gen, en ons dus reeds op paden bewogen, die op de bestaande
kaarten aangeteekend stonden; begreep Bakhuis dat het meten
niet meer noodig was, en liet het trouwe rottan-touw, dat ons
zooVele dagen als meetlijn gediend had, oprollen, tot niet geringe
vreugde der „töekan oekoer” , voor wie het opmeten bij de
toenemende snelheid van orizen marsch bijkans andoenlijk werd:
Wij snelden nu over het gladde pad vooruit,zoo vlug onze
voeten ons maar dragen wilden; veilig geleid door de menig-
vuldige tända’s, die Koorders volgens afspraak döör de toekan
rambah liet aanbrengen. De weg bood een aaneenschakeling
van sedert langer of korter tijd braakliggende ladang-gronden,
waarop het bosch meer of minder zijne heerschappij had her-
nomen. • Nu ieens beweze'n: slechts de bekapte-ondereinden van
enkele geweldige hoützuilen, die nog niet geheel vermolmd
waren, dat diet schijnbaar ongerepte Woud toch reeds feenmaal
door menschen was geveld; dan Weer was dit meer in het oog
vallend door de geringe dikte der dicht opeen gedrongen boo-
mem Een nog jönger Stadium'werd vertegenwoordigd door een
ijl woud van ver uiteenstaande, lichte, rechtopgaande stammen ,
waartusschen de afgestorven överblijfselen van: strüikgewas,
varens en kruidachtige Zingiberacee&n alom in flarden en klu-
wens rondhingen, als wäre het- geheele bosch volgeWäaid met
vergeelde loinpen. Hier hadden enkele struiken het tot 66n~
stammige boomen weten te brengen , en al hunne minder
Sterke kameraads om zieh heen versmoord. Een eind verder
was deze strijd om ’t bestaan nog-niet volstreden. Alle planten
waren nog struikachtig en van gelijke hoogte; de woedende
heftigheid: der zwijgende en onbewegelijke worstelingopenbaarde
zieh in . de wriemelende dichtheid der, dünne takjes, waardoor
elke plant op haar eng gebied zooveel mogelijk bladeren trachtte
voort te brengen en sappen uit de omgeving op; te zuigen.
Verkoolde stammen lagen daartusschen verspreid, half onder
’twoekerend strüikgewas verborgen, als de vergeten lijkenvan
een langgeleden veldslag. Hier en daar was weer, door onbe-
kende oorzaken, het terrein uitsluitend in de macht van varens
gebleven, die niets dan enkele wuivende Elettarias in haar
midden duldden. Alang-Alang zagen wij hoogst zelden.
Reeds begonnen wij er aan te twijfeleri., of het ons wel ge-
lukken zou'voor de middagrust de voortijlende colonne in te
halen, toen wij aan den rand van een versehen ladang körnend,
opeens een huis voor ons-zagen, wparomheen de geheele -bende
verzameld: zat. Wij vonden IJzetman in drukke onderhandeling
met een Talanger, en vernamen dat deze man bereid was, ons
den weg naar Mempoera te wijzen, het plaatsje. dat oostelijk
van Boewatan in de richting naar Pangkalan Baiei op de bestaande
kaarten Staat aangegeven. Het scheen echter dat de
mededeelingen van den man omtrent den weg naar Siak niet
overeenstemden met de op de kaarten aangeteekende richting,
en onze ondervindingen omtrent gidsen in het gebied der Ta?
längs waren tot nu toe zao ongunstig, dat wij IJzerman’s aar-
zeling om. zieh aan ’s mans leiding toe te vertrouwen, zeer
goed konden begrijpen. Deze schrijft over de ontmoeting.,en
overlegging met den gids het volgende:
(R. IJ.) „Tegen half negen ontmoetten wij een man, gekleed
in de treurige överblijfselen van een körten pantalon, inet een
mand op den rüg en een. kapmes in de hand. Een jongen. met
lans en kapmes ging naast hem. Beiden waren op weg naar den
onvoltooiden ladang, dien wij kort te voren gepasseerd waren.
Met weinig moeite slaagden wij er in, hen te bewegen met ons
mee te gaan, om den weg te wijzen..
„De beide verbindingswegen van Pelalawan met Siak loopen
van Pangkalan Lelandajoen naar Pangkalan Boewatan en naar
Pangkalan Mempoera, en verder längs, de soengeis van die-
zelfde namen naar de rivier de. Siak, die men, verder af